In de gehele landbouw zijn er steeds minder vrouwelijke bedrijfshoofden, maar op grote en middelgrote bedrijven neemt hun aantal juist toe.
Bedrijven met een serieuze economische betekenis, hebben steeds vaker een vrouw als bedrijfshoofd. Dat blijkt uit cijfers van het CBS. Gemeten over de gehele agrarische sector neemt het aantal vrouwelijke bedrijfshoofden echter af. De daling zit hem vooral in de zogenaamde hobbybedrijven. In deze groep halveerde het aantal vrouwelijke bedrijfshoofden bijna, vooral door het opschonen van bestanden bij het CBS.
De daling trekt de serieuze categorieën mee omlaag, waardoor een vertekend beeld ontstaat over de positie van vrouwen in de landbouw. Hun aandeel is nog altijd een stuk kleiner vergeleken bij dat van mannen, maar het is wel licht stijgend. Zo nam het aantal vrouwelijke bedrijfshoofden op middelgrote en grote bedrijven toe van 3,6% in 2015 tot 4,1% vorig jaar.
‘Weduwe van overleden bedrijfshoofd’
Dat het percentage vrouwelijke bedrijfshoofden nog altijd klein is, komt vooral doordat vrouwen er meestal ‘bij in getrouwd’ zijn. Het bedrijf ging vroeger bij voorkeur over op de oudste zoon. Het kwam aldus op zijn naam te staan. De partner die hij later huwde, kreeg niet de officiële status van bedrijfshoofd. Tenzij ze weduwe werd en dan nog kwam het voor dat vrouwen te boek stonden als ‘weduwe van het overleden bedrijfshoofd’ en niet als zelfstandig ondernemer.
Invloed man-vrouwmaatschap
Die tijden zijn veranderd, maar het aandeel vrouwelijke bedrijfshoofden is nog altijd niet groot. Wel hebben vrouwen relatief vaak de juridische status van mede-bedrijfshoofd, mede door de man-vrouwmaatschap.
Sinds in 1990 het belastingstelsel werd herzien, werd deze rechtsvorm aantrekkelijker als ondernemingsvorm. Gevolg daarvan was dat vrouwen juridisch mede-eigenaar werden en financieel meer status kregen. Of vrouwen er ook echt financieel beter van werden, is twijfelachtig. De bedoeling was dat de winst fifty-fifty over de beide maten zou worden verdeeld, maar in de praktijk gebeurde dat om allerlei redenen vaak niet. Het werd bijvoorbeeld vergeten, of afgeraden door de bedrijfsadviseur.
Bij de man-vrouwmaatschap moest ook worden vastgelegd wie de boel zou voortzetten in het geval de maatschap ontbonden werd. Dat was meestal de man, hij had het bedrijf immers ingebracht.
Traditionele taakverdeling
Evengoed werd de man-vrouwmaatschap al snel populair. Voorafgaande aan de belastingherziening was 6% van de bedrijven in deze vorm gegoten, na 1990 liep dat snel op tot ruim 20%. Toch bleef de input van vrouwen ook met deze rechtsvorm tamelijk onzichtbaar. Dat zat hem in het ontbreken van landbouwkennis en daaruit voortvloeiend de taakverdeling. Die werd als vanzelf traditioneel: mannen richtten zich op het bedrijf, vrouwen op de huishouding.
Voor de taken die ze voor het bedrijf verrichten, was weinig opleiding nodig, overalls wassen kon ook zonder diploma. Maar dergelijke werkzaamheden kwamen niet rechtstreeks terug in het bedrijfsresultaat en zo bleef de vrouwelijke inbreng grotendeels onder de radar van de boekhouding. Nog steeds verrichten vrouwen veel ondersteunend werk, al wees onderzoek van Hogeschool Windesheim uit dat ze ook meer en meer gaan meebeslissen over het beleid.
Oudste maat is bedrijfshoofd
De man-vrouwmaatschappen vallen buiten de cijfers van het CBS over vrouwelijke bedrijfshoofden. Iemand is bedrijfshoofd als hij of zij de grootste zakelijke en bedrijfsmatige verantwoordelijkheid heeft in het bedrijf. En als personen evenveel verantwoordelijkheid hebben, dan wordt de oudste als bedrijfshoofd aangemerkt. In de praktijk is dit meestal de man en ook dat verklaart het lage aandeel vrouwelijke bedrijfshoofden, ook al zijn er nog zoveel maatschappen en ook al werken en beslissen veel vrouwen alle dagen mee.
Het CBS signaleert wel dat steeds meer jonge vrouwen interesse hebben om het bedrijf over te nemen. De verwachting is dan ook dat het aantal vrouwelijke bedrijfshoofden de komende jaren iets zal toenemen.