Neonicotinoïden hebben een breder schadelijk effect op nuttige insecten dan tot nu toe werd gedacht.
Neonicotinoïden hebben een breder schadelijk effect op nuttige insecten dan tot nu toe werd gedacht. De insectenbestrijder heeft niet alleen een directe schadelijke werking op nuttige insecten via nectar of stuifmeel uit bloemen. Neonicotinoïden kunnen via honingdauw nog veel meer nuttige insecten schaden. Dat blijkt uit onderzoek van Spaanse universiteiten in samenwerking met het Laboratorium voor Entomologie van Wageningen Universiteit. Het onderzoek is gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift PNAS. De Europese Commissie heeft het gebruik van 3 neonicotinoïden in de vollegrondsteelten verboden.
Honingdauw is een energierijk uitscheidingsproduct van bladluizen, wolluizen, wittevliegen en bladvlooien dat als voedingsbron dient voor tal van nuttige insecten, zoals sluipwespen en zweefvliegen.
Verspreiding via honingdauw
Neonicotinoïden zijn systemische middelen, die in de plant worden opgenomen. Insecten, zoals bladluizen, wolluizen, wittevliegen en bladvlooien, die zich tegoed doen aan plantensappen, nemen de middelen in zich op en scheiden die weer uit in de vorm van honingdauw. Het nu gepubliceerde onderzoek toont aan dat in honingdauw zoveel resten van neonicotinoïden voorkomen, dat sluipwespen en zweefvliegen er binnen enkele dagen aan doodgingen.
De onderzoekers stellen dat bij de toekomstige beoordeling van systemische gewasbeschermingsmiddelen ook gekeken moet worden naar de risico’s van verspreiding via honingdauw. Bij de Europese beoordeling van neonicotinoïden is wel gekeken naar de schadelijkheid voor insecten die zich voeden met nectar of stuifmeel en ook naar de mogelijke drift van neonicotinoïden via stof, maar niet naar de route via honingdauw.
Lees verder onder de foto.
Sluipwespen
Het nu gepubliceerde onderzoek werd uitgevoerd met gebruikmaking van sluipwespen van Koppert Biological Systems en zweefvliegen van Biobest. De insecten voeden zich met honingdauw van de citruswolluis. De wolluis voedde zich met plantensappen van clementine-struiken die volgens de gebruiksvoorschriften werden behandeld met Actare 25 WG van Syngenta (thiamethoxam) of Confidor 20 LS van Bayer (imidacloprid). Vooral thiamethoxam had grote effecten. Om de effecten van drift na te bootsen werd ook een proef gedaan met een lage dosering van de middelen op het blad. De op de plant geproduceerde honingdauw werd verwijderd en gevoerd aan sluipwespen en zweefvliegen, die geen alternatieve voedingsbronnen hadden. Dat is, volgens de onderzoekers, een representatieve nabootsing van de omstandigheden in de landbouw, waar sprake is van grootschalige uniforme toepassing van middelen op monoculturen.
Lees verder onder de foto‘s.
Wagenings hoogleraar Dicke: anders denken over plaagbestrijding Hoogleraar Marcel Dicke van het Wageningse Laboratorium voor Entomologie is een van de auteurs van het Spaans-Nederlandse onderzoek naar de aanwezigheid van neonicotinoïden in honingdauw. Nooit eerder is er gekeken naar de mogelijkheid dat neonicotinoïden schadelijk kunnen zijn via de uitscheiding van bladluizen of andere insecten die zich tegoed doen aan plantensappen. “Niemand had die vraag gesteld, wij waren de eersten”, zegt Dicke. De Wageningse hoogleraar zegt dat mede op grond van dit onderzoek lessen getrokken moeten worden. De hernieuwde roep om toelating van neonicotinoïden (zoals dit voorjaar door de bietensector) is volgens Dicke de verkeerde weg. Lees verder onder de tweet.
Strokenteelten“Ik ben aangenaam verrast door vertegenwoordigers van de Nederlandse akkerbouw toen ik op het ministerie van Landbouw met ze in gesprek was. Daar is zeker de wil om het gebruik van chemische middelen te verminderen”, constateert Dicke. Hij wijst erop dat binnen Wageningen Universiteit onderzoek gedaan wordt met bijvoorbeeld strokenteelten, waarbij verschillende gewassen in relatief smalle stroken (3 tot 6 meter) afwisselend op hetzelfde perceel worden geteeld, met het doel verschillende nuttige insecten aan te trekken, die plaagorganismen bestrijden. Chemische middelenVolgens Dicke is het voor akkerbouwers, maar ook voor wetenschappers en anderen, heel lastig uit een systeem te breken. Hij ziet dat bij het opmerken van een schadelijk insect of een plaag als eerste gedacht wordt aan de toepassing van een chemisch middel. Vaak is een incident of een crisis nodig om daaruit te komen. Hij geeft het voorbeeld van de tomaten- en paprikatelers in het Spaanse tuinbouwgebied Almeria. Die gebruikten zoveel (soms illegale) gewasbeschermingsmiddelen dat Duitse supermarkten na een Greenpeace-onderzoek de alarmklok luidden. Biologische bestrijding werkt beter dan chemische Nieuwe vorm van gewasbeschermingHoewel de Spaanse tuinders al veel eerder de mogelijkheid geboden was om gebruik te maken van biologische bestrijding, bleven ze vasthouden aan chemische bestrijding in steeds hogere doseringen. Na het Duitse alarm moesten ze wat anders en schakelden ze over op biologische bestrijding. “Na een paar jaar werd een onderzoek gedaan onder de tuinders over de nieuwe vorm van gewasbescherming. Ik dacht dat de tuinders zouden zeggen dat de nieuwe middelen even goed werkten. Maar tot mijn verrassing zeiden ze dat deze manier beter werkte dan chemische bestrijding.” Neonicotinoïden kunnen echt niet meer Tevreden met koers van SchoutenHet Spaanse voorbeeld laat volgens hem zien dat veranderingen vaak pas tot stand komen als het echt moet. “We moeten nu constateren dat neonicotinoïden echt niet meer kunnen. Het is geen gif dat alleen schadelijk is voor bijen, het schaadt veel meer nuttige insecten.” Dicke zegt zeer tevreden te zijn met de koers die minister Carola Schouten voert. “Het landbouwsysteem moet echt anders”, zegt hij. “Dat zegt de minister mij niet na en ik zeg het de minister niet na. De tijd is rijp.” |