Schaalvergroting kreeg eerder deze zomer smoel met honderden hectare tomaat onder één naam. Nu met een overname in de breedte. Het einde van de kleine of middelgrote gespecialiseerde teler?
Een oude tuinderswijsheid: de buurman komt maar één keer te koop. Wilde je je glastuinbouwbedrijfje uitbreiden dan moest je dus toeslaan zodra de kas ernaast te koop kwam te staan. Dat was in de tijd dat de tuinbouw nog een stiel was van duizenden kleine familiebedrijfjes. Of eigenlijk beter gezegd: gezinsbedrijfjes. Want het was toch ook een familiebedrijf in het nieuws kwam met een fikse bedrijfsovername: Van Gog Kwekerijen neemt per 1 december de paprikatuin van Wijnen Square Crops over.
Nee, niet de buurman. Ook al is het vanaf de dichtstbijzijnde locatie van Van Gog maar een klein kwartiertje met de auto naar de 32 hectare grote kas van Wijnen in glastuinbouwgebied Californië. In het persbericht dat de twee bedrijven over deze grote overname de wereld in zonden, maakt Pieter Wijnen duidelijk dat hij zelf niet meer de ambitie heeft om de in de glasgroentesector noodzakelijke schaalvergroting aan te gaan. Dat terwijl de locatie die hij nu van de hand doet daar toch juist op was gekocht: naast de 32 hectare paprika’s ligt nog eens 22 hectare grond klaar om ook bebouwd te worden.
Toen voorlopers, nu mee in nieuwe trend
De Van Gog groep wordt met deze 32 hectare kassen erbij 110 hectare groot. Dat is inclusief de kassen onder Berlijn in Lutherstad Wittenberg. Met het neerzetten van dat bedrijf was toen nog Pieter van Gog voorloper in de trend van productielocaties in het buitenland opzetten, dicht bij de miljoenen consumenten waarvoor je je paprika’s en tomaten teelt. Nu doet zijn zus Marion van Gog, die vijf jaar geleden het familiebedrijf overnam, weer mee in de trend van minstens 100 hectare glas, met niet één product, maar de breedte van de grote vier: tomaten, paprika, komkommer en aardbeien.
Verbreding komt na specialisatie
Die trend van verbreding gaat nu weer in tegen de specialisatie. Die maakte nog maar een generatie geleden een einde aan het wijd verbreide model van de teelt van van alles en nog wat in één zo’n klein kasje waar dat gezinsbedrijfje van man, vrouw en een heel rijtje meewerkende kinderen zich mee bezig hield.
En dát lijkt dan weer vooruit te wijzen naar het einde van de teler als de drijvende kracht achter de Nederlandse tuinbouw. Niet meer de vakidioten die bij wijze van spreken zelf in een tomaat dreigen te veranderen zetten de toon. Maar wel de ondernemers die én snappen hoe de verschillende teelten op je verschillen de locaties werken én hoe je arbeid organiseert én wat de klant wil én hoe je op de energiemarkt bewegen moet én hoe je maatschappij en politiek niet tegen je in het harnas jaagt – ook je buurman en je buurvrouw niet. Je buurman en buurvrouw die vaak helemaal geen tuinders meer zijn.