Doorgaan naar artikel

Luis uitzetten als voeding voor biologie

Het steeds schaarser worden van correctiemiddelen vraagt meer van de biologische bestrijding. Bij een plaag als luis in paprika is dat heel spannend. Maar een strategie met vroegtijdige opbouw van biologie, op vooraf geïntroduceerde luis als voedingsbron, lijkt kansen te bieden.

In eerdere pilots bij enkele paprikatelers, binnen het project Kas als Ecosysteem, zijn afgelopen jaren goede resultaten behaald met aanvullende inzet van propylea bij de bladluisbeheersing. Ondanks dat het best een dure biologische bestrijder is, wordt het lieveheersbeestje P14 inmiddels bij paprika breed toegepast in de praktijk. Er zijn meerdere aanbieders, maar deze natuurlijke vijand komt ook van zichzelf al voor in kassen. Zelfstandig teeltadviseur Sjors van den Berg van Quabio heeft een duidelijke mening over dat laatste: “Alles wat je spontaan aan beesten tegenkomt in je teelt, doet het goed als biologische bestrijders.”

Nieuw type groene perzikluis

Maar bladluis blijft nog steeds een probleem in de paprikateelt. De basis van beschikbare correctiemiddelen is erg smal geworden. Dat wordt versterkt doordat in de paprikateelt een nieuw type groene perzikluis erg dominant is. In de praktijk wordt deze variant wel aangeduid als streepjesluis of Myzus R. Deze is ook minder gevoelig geworden voor een aantal gewasbeschermingsmiddelen.

Coördinator Effectief Middelenpakket Jeannette Vriend van Glastuinbouw Nederland: “Er zal dus een bredere biologische basis gelegd moeten worden in het beheerssysteem voor bladluis.” Maar vanwege de grote vrees voor de explosieve populatiegroei die luis kan laten zien, met het risico op vette vruchten en opbrengstderving, zitten telers er niet op te wachten om te gaan experimenteren met het uitgebreider vertrouwen op biologie.

Minder agressieve luizensoort uitzetten

Toch zijn er drie paprikatelers gevonden die het dit jaar aandurfden om binnen het bovengenoemde pilotprogramma te kijken naar mogelijkheden om bladluis effectiever biologisch aan te pakken. Een probleem daarbij is dat er, naast bladluis zelf, nog geen alternatieve voedingsbronnen beschikbaar zijn om vroegtijdig een populatie natuurlijke vijanden mee op te bouwen.

Op basis van de ervaringen van afgelopen jaren is daarom een aangepaste strategie voor bladluisbeheersing bedacht door Van den Berg en ingebracht als projectplan. De landelijke paprikacommissie van Glastuinbouw Nederland stond achter de uitvoering hiervan, zodat het binnen het pilotproject Kas als Ecosysteem wordt uitgevoerd. Het wordt gefinancierd door het ministerie van LNV (Uitvoeringsprogramma Gewasbescherming) en stichting Kennis in je Kas (KIJK).

Het idee van de strategie is om al heel vroeg in de teelt een voor paprika minder agressieve luizensoort uit te zetten, om daarmee bijtijds een paraat leger van luisbestrijders op te bouwen, met name tegen groene perzikluis en boterbloemluis. Voor die wat minder risicovolle voedselbron is de keus op aardappeltopluis gevallen. Vriend: “In paprika is er wel ervaring dat ook die problemen kan veroorzaken, maar dat was nooit met een gecontroleerde opbouw zoals in deze pilot.” Voordeel is ook dat het een grote luissoort is, zodat de sluipwesp Aphidius ervi zich er goed op kan ontwikkelen.

Luisopkweek in eigen kast

In gaastenten kweken telers zelf hun aardappeltopluis op. Foto: Quabio In gaastenten kweken telers zelf hun aardappeltopluis op. Foto: Quabio

Omdat er niet ergens op de vrije markt aardappeltopluizen te koop zijn, met de garantie dat die virusvrij zijn, worden deze luizen in een gesloten systeem opgekweekt op de teeltbedrijven zelf. Daarvoor is een stukje kas opgeofferd, waar in gaastenten luis wordt gekweekt op rozen- en paprikaplanten. Een van de deelnemende telers heeft uitgerekend dat de luisopkweek in zijn eigen kas hem ongeveer € 500 kost, inclusief gederfde oogst en energiekosten.

Door op de opkweekplanten te tikken, laten de luizen zich vallen, waarna ze in de paprikateelt uitgezet kunnen worden. Als de opkweekplanten groter worden, moeten ze gesnoeid worden, en kunnen ook die afgeknipte bladeren in de teelt geplaatst worden. De luis vermeerderd zich dan ook nog in het gewas, zodat hier weer meer biologische bestrijders opgekweekt kunnen worden. Op dezelfde plekken waar de luis uitgezet wordt, wordt ook de biologie geïntroduceerd.

Pieken en dalen afvlakken

Naast de bewuste vroege introductie blijft de opkweek en introductie van aardappeltopluis daarna ook nog doorgaan. Luis staat er namelijk om bekend dat die gedurende de teelt in sterke pieken en dalen komt. Van den Berg: “Om die af te vlakken, willen we continu bijvoeren. Zodat er altijd luis zit waarop de biologie zich kan voortplanten en op niveau kan blijven.” Op grond van het biologisch evenwicht tussen luis en biologie op de uitzetplekken, wordt bepaald of er nog extra aardappeltopluis toegevoegd moet worden.

Om een robuust beheerssysteem te creëren, is in het pilotproject een breed pakket aan natuurlijke vijanden ingezet. Met propylea, gaasvlieglarven, en een brede mix van sluipwespsoorten. Maar helemaal geen aphidoletes, terwijl dat het beestje is dat in paprikateelten het meest wordt ingezet. De reden is dat aphidoletes door zijn heel goede opruimgedrag minder past in een systeem waar het juist de bedoeling is dat er steeds iets van de opgekweekte luis in de kas overgelaten wordt om nieuwe natuurlijke vijanden te kweken.

Dankzij de luis als steeds aanwezige voedingsbron, hoefde vanaf week 8 geen nieuwe biologie meer in de kas uitgezet te worden. Van den Berg eind week 25: “Terwijl er traditioneel in de praktijk nog wekelijks colemani en aphidoletus wordt uitgezet. Ook met P14 op plekken wordt lang doorgegaan.”

Positief resultaat

Voor de gewenste gecontroleerde opbouw van natuurlijke vijanden is het uiteraard nodig dat er gestart wordt met jonge paprikaplanten die schoon zijn van perzikluis. Anders blijft de biologische bestrijding steeds achter de feiten aanlopen. Ron Schulte van Ammerlaan Growers, één van de deelnemers aan het pilotproject, nam helaas wel al vanaf de eerste week perzikluis waar, zodat eerst een correctie uitgevoerd moest worden om schoon te beginnen. Daarna is vanaf week 3 begonnen met de geplande wekelijkse introductie van aardappeltopluis.

De teeltmanager was in het begin best huiverig voor de nieuwe biologische strategie. Er lag dan ook een noodplan gereed om te resetten, voor het scenario dat het systeem niet zou werken en luis te sterk zou toenemen. Maar het pakte goed uit. Schulte: “Het heeft een positief effect, als je ziet dat er zo veel biologische bestrijders zijn opgebouwd. En het gewas en de vruchten zijn niet vettig geweest. In het begin dacht je steeds nog wel: ‘ik hoop maar dat het niet uit de hand gaat lopen’. We hebben de uitzetplekken van de luis dan ook heel goed gevolgd. En we zijn voorzichtig begonnen. Maar het ging goed. Het is fascinerend als je ziet hoe snel de biologie zich vanaf de voerrijen uitbreidt. Daardoor durf ik luis nu iets langer te tolereren. Ik ben nu zeer positief. Zeker als je ziet hoe snel de luis opgeruimd wordt. Dat geeft je een hoop rust. Buiten dit project blijft luis een jojo-effect, waar je achter de feiten aan blijft lopen. Te veel luis, extra biologie inzetten, luis en daarna biologie worden steeds minder, zodat luis weer sterk toe kan nemen. Dat brengt meer onrust.”

Warme zomerse weken zullen wel opnieuw weer spannend worden. Maar toch ben ik er wel geruster op dan voorheen

A. ervi laat een goede parasitering op de uitgezette luis zien. Foto: Quabio A. ervi laat een goede parasitering op de uitgezette luis zien. Foto: Quabio

Van den Berg vult aan: “We hebben twee keer een invasie van perzikluis gehad, waar je normaal al overgeschakeld zou zijn op een Verimark, Teppeki en Neemazal-strategie. Maar die zijn nu allebei de keren heel goed aangepakt door de biologie. Die zag je er direct bij zitten.” Zweefvliegen en gaasvliegen, de natuurlijke vijanden die het meeste luis eten, komt hij daarbij niet tegen. Er zaten eerst wel larven, maar die zijn nu niet meer terug te vinden. Dat is ook wel te verklaren. “Die zweefvliegen en gaasvliegen hebben veel luis nodig, en doen het juist goed op haarden van luis. Maar die ontstaan hier niet, dankzij de constante aanwezigheid van biologie.”

Schulte: “Warme zomerse weken zullen wel opnieuw weer spannend worden. Luis kan dan snel uit de hand lopen. Maar toch ben ik er wel geruster op dan voorheen, op grond van wat we tot nu toe gezien hebben.” In de teelt is verder geen boterbloemluis gevonden. Dus kon nog niet getest worden of Aphidius ervi voldoende in staat zou zijn geweest om ook deze luizensoort voldoende aan te pakken. Hoewel de vroege aanwezigheid van bestrijders in de gevolgde nieuwe strategie wel alle vertrouwen geeft dat ook dit goed zou gaan.

Het voorkomen van correctiebespuitingen helpt om het biologisch evenwicht niet te verstoren. Schulte heeft nog wel gewoon gezwaveld, als maatregel tegen meeldauw. “Maar daar zie ik geen negatieve effecten van.”

Vertrouwen is gegroeid

Zoals eerder gezegd, moest bij Ammerlaan Growers eerst de aanwezige perzikluis opgeruimd worden bij de start van de teelt, om schoon te kunnen beginnen. Schulte vraagt zich af wat er gebeurd zou zijn als dat niet het geval was geweest, en hij direct vanaf de start al had kunnen beginnen met de introductie van aardappeltopluis. Had hij biologische bestrijders dan misschien nog eerder paraat kunnen hebben? Die overweging geeft aan hoeveel vertrouwen er inmiddels is gegroeid in het systeem. Van den Berg reageert: “De gedachte om een plaaginsect als aardappeltopluis direct al bij of vanaf de plantenkweker te introduceren, dat zou je als teler voorheen nooit in je hoofd hebben gehaald! Zo zie je hoe je binnen één jaar van gedachten kunt switchen.” Al beseft de adviseur wel dat luisintroductie bij zo’n heel jong plantje wel een iets grotere kans zou kunnen geven op wat ongelijker plantmateriaal.

Share this

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin