Een nieuwe LTO-voorzitter moet de barricades minder schuwen dan zijn voorganger, de taal van boeren beter spreken en de groene lobby ook buiten de overlegcircuits bestrijden.
Per 1 oktober vertrekt Albert Jan Maat als voorzitter van LTO Nederland. Het werkveld is in de negen jaar dat Maat de belangenorganisatie leidt sterk veranderd en de organisatie zelf staat voor een groot veranderingsproces. Er moet een sterke landelijke lobby komen.
Een nieuwe voorzitter moet de brede visie, arbeidslust en diplomatieke gaven van Maat hebben, maar moet jonger zijn, beter de taal van boeren spreken en begrijpen hoe je anno 2016 communiceert. En bovenal sterk genoeg zijn om de lidorganisaties ZLTO, LTO Noord en LLTB in het gareel te krijgen.
Boerenleider en boegbeeld
Bij een sterke landelijke lobby die verder gaat dan het Haagse en Brusselse hoort een ander soort leider. Maat was een diplomaat pur sang, die zich het meeste thuis voelde aan de overlegtafel met andere bestuurders. Een nieuwe leider moet veel meer ook een boegbeeld zijn, zoals Hans Huijbers dat is voor ZLTO, die de taal van boeren spreekt.
Foto: ANP
De steun voor LTO is in de geïndividualiseerde wereld waarin boeren meer ondernemer en minder bestuurder zijn, niet vanzelfsprekend meer. Het is misschien geen must, maar wel wenselijk dat de nieuwe voorzitter zelf boer is. Iemand die de pijn voelt die veel boeren voelen; als het in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk kan, waarom dan niet in Nederland?
Stevige landelijke sectorale vakgroepen
Het veranderingsproces is cruciaal, want LTO boette de laatste jaren aan invloed in, juist nu de sector voor een groot aantal uitdagingen staat. De lidorganisaties zien ledenaantallen onder druk staan en hebben fors moeten bezuinigen. LTO Nederland moest met een piepklein personeelsbestand sterk leunen op de lidorganisaties, die niet zelden uiteenlopende belangen hebben.
Zowel in het mestbeleid als bij de fosfaatrechten heeft LTO door belangentegenstellingen weinig daadkrachtig kunnen optreden.
De organisatie wil nu stevige landelijke sectorale vakgroepen. Per landelijk dossier een bestuurder en één of enkele deskundigen. Dat scheelt bestuurders, maar ook irritatie over tegengestelde belangen.
De nieuwe voorzitter moet voldoende aanzien hebben of kunnen verwerven om het ingezette veranderingsproces te bewaken. Het is namelijk nog verre van een ‘done deal’. Achter gesloten deuren vechten de lidorganisaties over welke dossiers horen bij een versterkte landelijke organisatie, en welke juist niet. Na de competentiestrijd volgt een strijd over de implementatie.
Boer, Baecke of iemand anders?
Er is geen gedoodverfde favoriet om LTO-voorzitter Albert Jan Maat te vervangen. In het veld zingen opvallend veel namen rond. Het lijkt in elk geval niet één van de voorzitters van de lidorganisaties te worden. Dat ligt volgens ingewijden te gevoelig.
Scheidend voorzitter Piet Boer van FrieslandCampina wordt veel genoemd. Een man die gezag ontleent aan het succes van de zuivelcoöperatie en de rust die hij ook in slechte tijden binnen de gelederen wist te bewaren. Boer is met 56 jaar niet de jongste.
Ook Joris Baecke wordt veel genoemd. De Zeeuwse akkerbouwer was volgens ingewijden een zeer succesvolle lobbyist voor jonge boeren. Hij was voorzitter van het NAJK als de Europese Ceja. Dat laatste is niet onbelangrijk, want Brussel is steeds bepalender voor beleid. Baecke toont zich als portefeuillehouder Plantgezondheid van LTO steeds strijdbaarder, maar wellicht komt de taak nog wat te vroeg.
Een andere naam is die van akkerbouwer en pluimveehouder Theo Koekkoek, die zijn functie als voorzitter van voerconcern Agrifirm combineert met een serie bestuursfuncties.
Maatschappelijke onderstroom doorgronden
De nieuwe voorzitter moet als boegbeeld boeren kunnen activeren, de barricade minder schuwen dan zijn voorganger – die terrein verloor aan de activistische agrarische vakbonden. Bedrijven worden groter en professioneler. De individualisering maakt dat gezamenlijk optreden lastiger te organiseren is. Boeren zijn steeds meer ondernemer en steeds minder bestuurder.
Een nieuwe leider moet de taal van de boeren spreken, maar ook de maatschappelijke onderstroom doorgronden. Steeds meer mensen groeien ver van het boerenbedrijf op en missen zowel kennis als gevoel bij de sector. Het CDA telt als plattelandspartij 13 zetels in een 150 zetels tellende Tweede Kamer. Nederland heeft sinds 2010 geen landbouwministerie meer.
Foto: Roel Dijkstra
In de waterschappen zijn de boeren niet meer zo dominant als voorheen. Europees krimpt budget voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vanwege de idee dat de landbouw vooral een gewone economische activiteit is die moet worden blootgesteld aan de grillen van de markt. Maatschappelijk ligt de landbouw onder een vergrootglas, van gewasbeschermingsmiddelen tot dierenwelzijn of voedselveiligheid.
Leider moet initiatief terugpakken
Sommige kritiek is terecht, maar niet zelden wint de emotie van de wetenschap. Een nieuwe LTO-leider moet het initiatief terugpakken; meer en anders naar buiten treden. De maatschappij is losgezongen van politieke partijen en ontvangt haar informatie niet meer primair via de schrijvende pers of de televisie. Op het internet kan iedereen nieuws maken.
Organisaties als Wakker Dier en Greenpeace bespelen de massa met succes via sociale media. LTO leunt nog te veel op de overlegtafel en de lobby richting politici, maar die laten zich steeds leiden door hoe hun electoraat reageert op de sterke groene lobby.
Foto: ANP