Ik was voor een bliksem bezoek in Zuid-Italië.
Ik heb daar een aantal bloemen-, groente- en fruitkwekerijen bezocht. Onderweg heb ik mijn ogen uitgekeken naar weidse landschappen, hoge bergen met sneeuw, uitgestorven dorpjes en al het vuilnis zomaar langs de weg.
In de binnenlanden hebben ze hete droge zomers en koude winters. Daar heb je als teler niet zoveel te zoeken. Overal zie je wel uitgestrekte olijfboomgaarden. Geen wonder. Die hoef je maar een keer in de driehonderd jaar te planten en als je ze wijd plant, dan hoef je ze daarna ook geen water meer te geven!
De grotere intensievere bedrijven zaten aan de kust. Daar teelden ze in deze periode ook enorme oppervlaktes aardbeien. Een luxe product, onder laag plastic geteeld. Onze gastheer was heel blij en trots dat hij ons aan tafel een aantal echte verse aardbeien kon aanbieden. Ik had natuurlijk nattigheid moeten voelen toen de zoon des huizes nadrukkelijk bedankte. “Ik lust geen aardbeien. Ik eet liever meloen!” zei hij zachtjes tegen mij. “Aardbeien uit Calabria!” benadrukte de gastheer, terwijl zijn vrouw aandrong dat ik er gerust zoveel mocht nemen als ik maar wilde.
Ze zagen er prachtig uit, helemaal gaaf en glanzend. Met een opvallend wit randje bovenop. Maar u raad het al; wat een teleurstelling! Keihard, waterig en vol harde pitjes. “Mmm, heerlijk hoor!” loog ik beleefd. U had dat ook gedaan. Maar met weemoed dacht ik aan de Nederlandse aardbeien. Heerlijk zoet, zacht en geurig. Zolang ze in Zuid-Europa nog denken dat ze hun gasten met zulke aardbeien een plezier doen, dan is er nog een mooie toekomst voor de Nederlandse aardbeien en hun telers! Misschien moeten we ze juist daarheen exporteren?