Landbouwminister Schouten wil meer ruimte bieden aan projecten die de insectenstand ten goede komen.
Het valt niet te ontkennen: de insectenstand kent een drastische teruggang. En het is een logische verklaring dat de landbouw daar een belangrijke rol in speelt.
Minister Carola Schouten draait er niet omheen in haar brief aan de Tweede Kamer waarin ze een groot aantal vragen beantwoordt over de achteruitgang van insectenpopulaties in Nederland. Aanleiding was een rapport van Wageningen Environmental Research (WEnR).
Houtwallen en keverbanken
De onderzoeken die nu bekend zijn over de insectenstand vormen voldoende aanleiding om serieus werk te maken van veranderingen in de landbouw, die de insectenstand ten goede komen. Daarvan zijn op verschillende plekken al mooie voorbeelden, zegt de minister al op de eerste pagina van haar 31 pagina’s tellende brief: de aanleg van houtwallen en zogenoemde keverbanken in een akkerbouwgebied in Noord-Brabant in het kader van het patrijzenproject Partridge.
De minister wil in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (vanaf 2020) meer ruimte bieden aan projecten en maatregelen die het behoud en uitbreiding van de insectenstand ten goede komen.
Tekst gaat verder onder foto
Ondanks alle kritiek die losbarstte over de conclusies van een wetenschappelijk onderzoek naar de insectenstand in een aantal Duitse natuurgebieden, is de minister van oordeel dat de uitkomsten van het onderzoek stand houden – al kunnen ze niet 1-op-1 een worden doorgetrokken naar de situatie in Nederland.
Teruggang van het aantal insecten in Nederland
In Nederland is evenwel ook sprake van een teruggang van het aantal insecten. En aangezien die vermindering niet te verklaren is door veranderingen van het leefgebied van de insecten (binnen de natuurgebieden) wordt een logische verklaring gezocht in veranderingen daaromheen – zoals de veranderingen in de landbouwpraktijk en het agrarisch landschap.
Als de milieukwaliteit in Nederland verbetert (minder stikstofneerslag en betere waterkwaliteit) zal dat de insecten ten goede komen. “Hiervan is op dit moment echter geen sprake”, constateert de minister.
Tekst gaat verder onder foto
Verband met landbouw
Schouten is van mening dat de informatie van WEnR aannemelijk maakt dat er een oorzakelijk verband is tussen de achteruitgang van de insecten en ‘een complex van factoren waaronder habitatverlies/versnippering en van factoren die meer direct samenhangen met de landbouw’.
De minister zegt: “Het is bekend dat de landbouw de afgelopen 3 decennia ingrijpend is veranderd en dat de meeste van die veranderingen negatief uitpakken voor de natuur. Hoewel niet bewezen is dat de ontwikkelingen in de landbouw de daling van het aantal insecten veroorzaakt, is dat wel de meest voor de hand liggende verklaring.”
De minister kijkt samen met provincies en andere organisaties hoe het verlies aan leefgebied voor insecten kan worden tegengegaan. Daar zou het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor kunnen worden ingezet. Ze zoekt ook geld om de insectenstand in agrarische gebieden te meten en te volgen.