Op het moment dat ik deze column schrijf, zitten we in het mooie Frankrijk. Deze herfstvakantie brengen we door in Normandië. We hebben geluk, want het weer is prachtig. Na een jaar met veel dieptepunten ben ik ook echt toe aan heel weinig doen.
Voordat de vakantie begon, nam ik me voor om zo min mogelijk te koken. Op de plek van bestemming aangekomen, ben ik echter zoals altijd te veel onder de indruk van de plaatselijke supermarkten, waardoor ik toch de keuken in duik.
Peren en appels die in Nederland de supermarkt niet zouden halen, liggen in het vak én worden gewoon gekocht
Hoge prijzen, matige kwaliteit
Ik hou enorm van buitenlandse supermarkten. Behalve het assortiment valt het verschil in kwaliteit op de AGF-afdeling ook altijd op. Natuurlijk kijkt de man altijd even bij de appels en de peren. Wat is de prijs? Hoog! En wat is de kwaliteit? Soms toch best matig. Peren en appels die in Nederland de supermarkt niet zouden halen, liggen in het vak én worden gewoon gekocht. De Doyennés die er liggen zijn te klein, hebben te veel plekken en zijn absurd hoog geprijsd. Fletse komkommers naast net te rijpe tomaten. Maar wat maakt het uit? De smaak is prima.
Druk maken om een plekje op een peer
Is dit wat ze bedoelen met de Franse slag? Of zijn wij in Nederland de uitzondering met ons perfecte groente- en fruitschap? Hebben ze hier in Frankrijk geen Kromkommer-groepen of ‘No Waste Army’? Gewoon omdat mensen zelf wel snappen dat het niet zo veel uitmaakt hoe het er uitziet? Ik hoop dat dat het is. Want het is van de gekke dat in een wereld waarin elke dag 281 miljoen mensen honger hebben, wij ons druk maken om een plekje op een peer.
Na de Tweede Wereldoorlog heeft Sicco Mansholt een plan gemaakt om te voorkomen dat we in Nederland weer honger zouden lijden. “Nooit meer honger” is echter verworden tot “Nooit meer plekjes”. We zijn een verwend volk geworden met zijn allen bij wie de drang naar perfectie zelfs tot in de groentela doordringt.