De locatie voor Kom in de Kas in het Westland was dit jaar ideaal gekozen: de Middenzwet ligt dichtbij Den Haag zodat veel bezoekers op de fiets kwamen. En bezoekers die hun auto parkeerden op bloemenveiling Flora Holland in Honselersdijk, hoefden maar een paar minuutjes in de speciale bussen te zitten. Te voet de Middenzwet rond lopen was nog een hele tippel, maar de diversiteit van bedrijven en bezigheden maakte deze editie van Kom in de Kas toch zeker tot een succes. Opvallend is dat een groot deel van de ondervraagde mensen het evenement als een welkom jaarlijks terugkerend uitje zien.
“De kinderen vragen er zelf om”
“We komen uit de buurt van Utrecht en reden dus Gouda voorbij waar veel familie woont. Toen we in de auto onze kinderen voor de gein vroegen om daar langs te gaan en niet naar de kassen riepen ze ‘nee’ in koor. Ze vragen er zelf om want er zijn altijd leuke dingen te doen, zoals dit jaar de fotowedstrijd en de quiz.” Wim Verweij komt met zijn vrouw en 5 kinderen al jaren naar Kom in de Kas, steeds op een andere locatie. “Je ziet dat de tuinbouw steeds duurzamer wordt. Als je kijkt hoe weinig water er nodig is in de kassen, dat is veel minder dan in het buitenland. De kasteelten hebben het imago dat ze veel energie vragen, maar er wordt ook veel gedaan aan warmteopslag en energiebesparing.” Zijn interesse voor de tuinbouw komt van huis uit. Zijn vader werkte jarenlang op de groenteveiling in Bleiswijk. Verweij zelf werkt als beleidsmedewerker in het voortgezet en mbo-onderwijs. “Ik vind Kom in de Kas soepel georganiseerd en het zit logistiek erg goed in elkaar. Wat er nog te verbeteren valt? Misschien aan het begin van de toer een bedrijfsoverstijgende presentatie over het gebied en ontwikkelingen in de tuinbouw. In de bus werd wel wat verteld maar dat kan nog wel wat uitgebreider”, zegt de didacticus.
“Ik ga al vanaf de eerste editie”
Ik vind Kom in de Kas een mooie gelegenheid om de glastuinbouw van dichtbij te bekijken. Ik kom al vanaf de eerste editie en ben altijd weer nieuwsgierig wat ik op de bedrijven aantref. Er zijn vaak mooie foto’s te maken”, zegt John Hijkoop uit Loosduinen (Den Haag). Hij was werkzaam in de grafische industrie. Sinds hij met pensioen is, heeft hij nog meer tijd voor zijn hobby. “Normaal neem ik altijd veel apparatuur mee maar vandaag ben ik op de fiets dus maak ik de foto’s met mijn smartphone.” In de loop van de jaren heeft hij de glastuinbouw zien ontwikkelen. “De bedrijven zijn nu veel groter en massaler. Ik was net bij Ter Laak. Als je die automatisering ziet. Er komt geen mensenhand meer aan te pas.” Hij heeft de indruk dat het met de sector erg goed gaat. “Het lijkt alsof de tuinbouw geen last heeft gehad van de economische crisis. Kijk maar naar die grote huizen waar de tuinders in wonen. Maar een ingewijde zei pas dat er achter die mooie voordeuren soms toch armoe wordt geleden.” Hijkoop vindt deze editie zeer geslaagd. “Je ziet hier veel mooie bedrijven en er is een grote variatie van teelten. Vorig jaar was het veel kleinschaliger, je was er zo doorheen.”
“We krijgen spijt als we het vergeten zijn”
“We komen ongeveer eens in de 4 jaar, als we er op tijd aan denken. Maar als we het vergeten zijn krijgen we spijt”, zeggen Marijke en André van Delft uit Rijswijk. “We hebben zelf een grote tuin en een kasje, en komen hier kijken hoe het echt moet. Doordat je zelf wat hobbyt, krijg je echt grote waardering voor de professionele tuinbouw.” André heeft als computerwetenschapper iets met bedrijfseconomische cijfers. “Het is zo mooi dat de teler zelf aanwezig is en je van alles kan uitleggen. Als hij bijvoorbeeld vertelt dat hij 200.000 planten heeft staan die ieder 35 vruchten leveren, dan krijg je wel een indruk wat voor omzet hij draait. Dat is gigantisch. Maar ook de hoeveelheid gas die er in gaat is groot. Met een kuub gas produceren ze in Nederland 5 komkommers. Ik ben wel eens in een glasfabriek geweest. Daar maakten ze tien keer zoveel flessen met 1 kuub gas. De tuinbouw moet qua energie nog efficiënter worden. En ook dat vele licht ’s nachts, daar zouden ze ook nog meer aan moeten doen. Dat is niet goed voor het imago.” Maar dat de tuinbouw moet betalen voor de CO2 die (via Ocap) uit de Botlek komt, dat vindt Van Delft ‘belachelijk’. “De overheid geeft heel veel subsidie voor onderzoek om het onder de grond te stoppen. Dan kun je het beter aan de tuinbouw weggeven.”