Stigas is volgens directeur Math Creemers de enige echte sectorspecifieke arbodienstverlener in Nederland. Dit moeten boeren en tuinders koesteren. “Bij anticiperen op bijvoorbeeld verzuim en hulp bieden bij reïntegratie en duurzame inzetbaarheid is het essentieel om de relatie tussen het werk en gezondheidsklachten goed te kennen.”
Hoe te kunnen doorwerken tot je 68ste of misschien langer houdt niet alleen werknemers bezig, maar in toenemende mate ook werkgevers. “Het is nog niet zo lang geleden dat als je over duurzame inzetbaarheid van werknemers begon, er lacherig over werd gedaan. Komt wel goed, werd geredeneerd. Inmiddels wordt de problematiek beter herkend en erkend”, aldus Math Creemers, directeur van Stigas.
Het is een van de stappen die agrarische ondernemers volgens hem hebben gezet. Ze staan echter voor meerdere uitdagingen in een krappe arbeidsmarkt. Uitdagingen waarin ze Stigas bij het veilig, gezond en vitaal werken van zowel zichzelf als medewerkers meer en meer aan hun zijde zijn gaan vinden. Zeker sinds de organisatie in 2015 zelfstandig is geworden. Hiervan was Creemers de eerste directeur; in totaal is hij 38 jaar verantwoordelijk geweest voor Stigas. Per 1 oktober heeft hij het stokje echter overgegeven aan Karin Sleeking.
“Het gaat om vitaal vakmanschap, waarbij het erop neerkomt dat niet alleen vaktechnische vaardigheden worden aangescherpt, maar ook aandacht wordt besteed aan de fysieke, mentale en sociale gezondheid van de medewerker. Belangrijk is dat werknemers zelf ook verantwoordelijkheid nemen voor hun loopbaan door wendbaar en vitaal te zijn. Niet alleen vakkennis en sociale vaardigheden zijn nodig, maar ook kwaliteiten als wendbaarheid, veerkracht en eigen regie.”
“De meeste medewerkers en werkgevers hebben niet geleerd hoe ze productief, vitaal en met plezier kunnen blijven werken tot aan hun pensioen. Daarnaast is de pensioenleeftijd gaan stijgen. We zien de laatste tijd dat met name jongere medewerkers zich vaker ziek melden, terwijl oudere medewerkers bij een ziekmelding een langere periode afwezig blijven. Dit zorgt voor een stijging van het ziekteverzuim. Ondernemers en leidinggevenden weten vaak niet goed hoe ze hun medewerkers hierbij kunnen ondersteunen. Werkplekonderzoek, een risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE) en preventief medisch onderzoek (PMO) zijn instrumenten die hierbij zijn in te zetten.”
“Essentieel is dat werknemers ook zelf het belang van gezond en veilig werk inzien en daarnaar handelen, voor zichzelf maar ook voor collega’s. In de praktijk kom ik nogal eens tegen dat leidinggevenden zeggen dat hun medewerkers geen verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen ontwikkeling of hun vitaliteit. Maar hoe kunnen medewerkers dit doen als ze dit niet geleerd hebben en niet weten welke mogelijkheden er zijn? En als werkgevers of leidinggevenden het gesprek niet aangaan? Het werken in een productieomgeving en met vastgestelde roosters geeft ook weinig ruimte voor eigen initiatief. Terwijl we allemaal weten dat veilig en gezond werken en investeren in vitaliteit essentieel is, zowel voor medewerkers als voor werkgevers om tot aan je pensioen aan het werk te blijven. Hier ligt duidelijk een verantwoordelijkheid voor werkgevers.”
“Kleine bedrijven zijn over het algemeen minder bezig met de vitale inzetbaarheid van werknemers of zelfs helemaal niet. Dat deze problematiek niet tussen hun oren zit, is op zich nog wel begrijpelijk. Kleine ondernemers zul je op een andere manier moeten aanspreken dan grote bedrijven, onder andere door hen praktische tips en hulpmiddelen aan te reiken om met gezond personeel te blijven werken. Ook voor kleine bedrijven is het van belang om kennis binnen het bedrijf te borgen en over te kunnen dragen aan jongere collega’s.”
Elke minuut besteed aan duurzame inzetbaarheid is winst
“Elke minuut nadenken over duurzame inzetbaarheid is winst. Dit hoef je een HR-afdeling, die nagenoeg elk groot bedrijf heeft, niet wijs te maken. Onze ervaring is zoals gezegd dat je kleinere ondernemers met een aangepaste aanpak toch kan helpen. Zo hebben we voor hen het gesprek over duurzame inzetbaarheid gekoppeld aan het toetsen van of het ondersteunen bij een RIE.”
“Het mooie aan een arbocatalogus is dat het toegespitst is op de belangrijkste risico’s in een bepaalde sector, waarop de sector zelf ook invloed heeft. Het is ook een voortschrijdend document waaraan met enige regelmaat ook nieuwe risico’s toegevoegd worden. De Arbeidsinspectie baseert zich bij haar inspecties grotendeels op de afspraken die werkgevers- en werknemersorganisaties gemaakt hebben in de arbocatalogus.”
“Het is altijd zinvol de arbocatalogus structureel onderdeel te maken van de bedrijfsvoering. En daarnaast uiteraard bij de uitvoering of update van de RIE.”
“Iedereen moet gezond kunnen werken in de tuinbouw. Meer dan ooit zijn ondernemers zich ervan bewust dat ondernemerschap niet alleen draait om winst, maar ook om maatschappelijke thema’s als milieu en goed werkgeverschap. Daarmee nemen zij actief verantwoordelijkheid voor de zorg van hun medewerkers. Die verantwoordelijkheid houdt niet op bij medewerkers met een vast contract, maar geldt voor alle werknemers. Dus ook voor Nederlandse en internationale uitzend- en flexkrachten.”
Werknemer moet ook zelf het belang van gezond en veilig werk inzien