De kansen voor de biologische sector in Nederland zijn groot, maar volgens voorzitter van BioNederland Jan Groen worden die niet vanzelf geboren.
“Ik wil het voor mijn pensioen geregeld hebben”, lacht biologisch voorman en ondernemer Jan Groen uit Kampen. Bij leven en welzijn is hij 63 als de doelen voor de biologische sector uit de Green Deal zijn gerealiseerd. Niet dat hij verwacht dan al met pensioen te gaan, maar zijn doel is duidelijk: de biologische sector naar 2030 loodsen.
Green Organics
Jan Groen (54) is voorzitter van BioNederland, de brancheorganisatie voor biologische handel en producenten. Sinds 2000 brengt hij met zijn bedrijf Green Organics biologische groentetelers in contact met afnemers. Op dit moment regelt zijn onderneming als ‘ketenverbinder’ de afzet van zo’n 50.000 ton product. Het gaat hier voor een groot deel om biologische industriegroentes als bloemkool, doperwten, sperziebonen, spinazie, suikermais en peen.
Marktgerichte groei
Op 20 mei 2020 presenteerde Brussel de Green Deal, een ambitieus plan met onder andere een vergroting van het areaal biologische landbouw tot 25% van het totale landbouwareaal in tien jaar tijd tot doel. Ook het gebruik van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en antibiotica wordt verder aan banden gelegd. Dit betekent een enorme impuls voor de ontwikkeling van de biologische sector, een sector die in Nederland sterk is achtergebleven ten opzichte van veel andere Europese lidstaten. Het devies van Groen: ga voor marktgerichte groei. Een werkwijze die hij al jaren met succes toepast binnen zijn eigen bedrijf Green Organics.
Wat betekent de Green Deal voor de Nederlandse biologische sector?
“De Green Deal is een extra stimulans voor de groei van de Nederlandse biologische sector. En dat is met een biologisch areaal van 4% hard nodig. We zijn een conservatief land en opgegroeid met het paradigma dat we met intensieve landbouw de wereld moeten voeden. Bio paste daar lange tijd niet in en is in Nederland dus nog klein. Dat is jammer, maar betekent tegelijk dat het perspectief enorm is. Dat geldt zowel voor de korte als de middellange termijn. De kansen zijn groot, maar die worden niet vanzelf geboren.”
Waar moet de groei in Nederland vandaan komen?
“Vanaf midden jaren 80 tot begin jaren 90 zagen we vooral de zakelijke idealisten die omschakelden naar een biologische bedrijfsvoering. Later kwamen daar de meer economisch gedreven ondernemers bij. Nu zien we veel bedrijfsopvolgers die zichzelf de vraag stellen: hoe moet ik verder. Wat wordt mijn verdienmodel? Dat biedt enorme kansen al is het geen gemakkelijke keus. Ik ben vaak genoeg bij omschakelaars geweest waar pa het er eigenlijk helemaal niet mee eens was. Bijzonder is dat pa uiteindelijk vaak apetrots is dat zijn zoon of dochter voor biologisch heeft gekozen. Naast een goed inkomen komt het werkplezier terug en niet onbelangrijk, waardering voor wat je doet verderop in de keten.”
Toch hoor je in Nederland vaak het geluid dat een biologische areaal van 25% vooral wensdenken is. Ontbreekt het Brussel aan realiteitszin?
“Nee, dat denk ik niet. Als je even inzoomt op de teelt van industriegroente in de Flevopolder dan zien we dat ruim twee derde van het teeltareaal nu biologisch is. Dat hielden we midden jaren 90 niet voormogelijk. Toen kwamen de eerste kisten biologisch product binnen op de veiling. Ze zeiden: zet maar achter in de hoek. Bio telde niet mee en het zou nooit wat worden. Nu praten we inclusief import en re-export over een markt met een waarde van € 2,5 à € 3 miljard. Het is dus toch wel wat geworden.”
Zitten de biologische handelspartijen op één lijn?
“De totale biologische markt, dus ook de handel, kenmerkt zich door een lichtgroene en een donkergroene kant. Zeg maar de meer economisch gedreven ondernemers en de zakelijke idealisten. Daar heb je overal in de sector mee te maken en dat is soms een uitdaging. Uiteindelijk zou het doel van de gehele sector groei moeten zijn, 100% biologische landbouw in 2030.”
Ben je niet bang dat een dergelijke uitspraak veel mensen afschrikt?
“Nee, (lachend) als mensen zeggen: hij is gek, dan zeggen ze niets te veel. Maar het verhaal heeft meerdere kanten. Is het onrealistisch? Ik denk het niet. Voor de Tweede Wereldoorlog was het volgens mij niet anders. Is het noodzakelijk? Om klimaat- en gezondheidstechnische redenen had het gisteren eigenlijk al zo moeten zijn.”
Waarom ben jij de biologische sector ingestapt?
“Eind jaren negentig zag ik steeds meer telers met biologische producten komen. Zij wisten alleen nog niet aan wie ze de producten kwijt konden. Daar ben ik op ingesprongen. Probleem is dat in de keten vaak het meest wordt verdiend aan het begin, lees de zaadveredelaars, en het eind, lees de retail. Belangrijk is dat telers over een goed verdienmodel beschikken waarmee ze kunnen ontwikkelen, investeren en ook nog fatsoenlijk kunnen boeren. Daar proberen we als Green Organics voor te zorgen. De biologische sector is een warme en gepassioneerde omgeving, waar duurzame relaties nog voorop staan. Dat is ook de basis waar ik mijn organisatie op heb gebouwd. Op duurzame langetermijnrelaties zowel met telers als afnemers.”
De recent gepubliceerde cijfers over groei van de biologische sector in Nederland vielen tegen. Wat moet er gebeuren om de biologische trein in beweging te krijgen?
“We hebben afgelopen jaar op onderdelen betere cijfers gezien, maar zeker niet in de volle breedte. Zo bleven de verkopen in de retail uiteindelijk achter. Opvallend is wel dat als gevolg van Covid-19 de schappen in een keer leeg werden gekocht. Geld was opeens geen issue meer. Dat geeft te denken. We zagen in onze sector dat fabrikanten probeerden extra product te bestellen, maar dat ging natuurlijk niet meer. Het teeltseizoen was al begonnen.
Eerst de vraag laten toenemen en dan volgt de productie als vanzelf
Op 23 september 2020 hebben we als Bionext een tienpuntenplan overhandigd aan landbouwminister Carola Schouten. De eerste vier punten hebben betrekking op marktontwikkeling. De boodschap lijkt me helder. Eerst de vraag laten toenemen en dan volgt de productie als vanzelf. Gedacht moet worden aan campagnes gericht op de consument om de (meer)waarde van biologisch te benadrukken, de waarde van biologisch voor mens, dier en planeet. Daarnaast lobbyen we voor meer wet- en regelgeving om de markt te verplichten meer biologische producten in het assortiment op te nemen. Goed voorbeeld is de onlangs aangenomen motie Bromet-Van der Plas over aanbestedingseisen voor biologische producten.”
Wat verwacht je van Den Haag? Tot nu toe lijkt de minister nog wat terughoudend.
“Er waait in Den Haag sinds voorjaar 2021 in ieder geval een positievere wind ten aanzien van biologisch. Het team biologisch bij het ministerie is uitgebreid van amper twee naar zeven fte. Dat houdt in dat LNV bio serieuzer neemt als gevolg van Green Deal en Farm to Fork. Landen om ons heen hebben bewezen dat de ontwikkeling van de biologische sector met goed overheidsbeleid enorm valt te stimuleren. Dat is bij uitstek zichtbaar in de Scandinavische landen. LNV wil nu met de sector meedenken over welke doelen realiseerbaar zijn. Hoe straks verder is natuurlijk voor een groot deel afhankelijk van het nieuwe kabinet. Vanuit landbouwkundige kant wordt vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid biologisch verder gestimuleerd. Biologische boeren maken straks automatisch aanspraak op alle plussen die ze kunnen krijgen. Bij handel en verwerking hopen we op stimulans door toenemende kennis bij de consument als gevolg van te voeren campagnes. Door meer vraag te creëren kan de markt groeien.
Biologische boeren maken straks automatisch aanspraak op alle plussen die ze kunnen krijgen
Duidelijk is dat er in de gehele voedselketen meer verantwoording moet worden genomen. Dat houdt in dat ook de retail niet in anonimiteit kan blijven kopen waar hij maar wil. Ook supermarkten dragen verantwoording voor wat een boer overhoudt. Wat duurzaamheidsmanagers uitdragen, moet dus ook geëtaleerd worden door de inkopers van diezelfde organisaties. In de praktijk wil daar nog wel eens verschil in zitten, al zie je de laatste tijd gelukkig wel positieve verandering.”