Overgewicht en obesitas vormen een geweldig probleem. De voedingsindustrie is deel van het probleem. Boeren en tuinders kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing, zegt voedingswetenschapper Jaap Seidell.
“We zijn, kort gezegd, grazers geworden in een omgeving waarin lekker en aantrekkelijk geprijsd gemaksvoedsel vrijwel voortdurend beschikbaar is”, schrijft Jaap Seidell in Het Voedsellabyrint, het boek dat hij met psycholoog Jutka Halberstadt schreef over ons eetgedrag.
Dat gedrag is zo ongezond geworden dat wereldwijd sprake is van een vetzuchtepidemie. De oorzaak is niet alleen het overvloedige aanbod van ‘aantrekkelijk geprijsd gemaksvoedsel’, maar ook veranderde leefgewoonten en gewijzigde eetpatronen, zegt Seidell.
De voedingswetenschapper en hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam geldt als dé deskundige op het gebied van overgewicht. Hij jaagt het debat aan, adviseert en bekritiseert overheid en bedrijfsleven en ontwikkelt initiatieven om in achterstandswijken de vetzucht aan te pakken.
Want daar zijn de problemen het grootst. Waar mensen kampen met geldproblemen, chronische stress en onzekerheid, gebrek aan kennis en beweging, is het aanbod van ongezond voedsel groot, aldus Seidell. “De meeste prijsstunters, kiloknallers en fastfoodverkopers vind je in de armste wijken.”
Hoog risico op welvaartsziekte
Er is genoeg reden om de vetzuchtepidemie aan te pakken, dikke mensen hebben een verhoogd risico op welvaartsziekten als diabetes en hart- en vaatziekten.
Om het tij te keren predikt Seidell preventie. Hij bepleit een integrale aanpak met ruimte voor bewegen in de wijken, voedseleducatie én duurzame productie van gezond voedsel. Mondiaal en landelijk is het ‘superingewikkeld’ die gewenste omslag in beleid en productie te realiseren, maar lokaal kan de landbouw op korte termijn al een belangrijke rol spelen, zegt de wetenschapper. Boeren en tuinders moeten hun producten in korte ketens naar de stad brengen en burgers laten zien hoe voedsel wordt geproduceerd.
Uw stelling dat goedkoop gemaksvoedsel van slechte kwaliteit in de winkels ligt, mag de landbouw zich aantrekken.
“Het idee dat de landbouw veel moest produceren om de groeiende wereldbevolking te voeden, heeft geleid tot overproductie. Er is ingezet op kwantiteit. Daar hebben we nu last van. De voedingsindustrie produceert voor handel en consumptie, niet voor duurzaamheid en gezondheid. Ze maakt nog altijd massaal goedkoop voedsel van slechte kwaliteit voor mensen met een laag inkomen.”
Overgewicht is er vooral in de achterstandswijken van grote steden, zegt u.
“Er is een overvloedig aanbod van inferieur voedsel. En dan bedoel ik: voedsel met weinig voedingsstoffen, eiwitten, vitamines, mineralen enzovoort, maar wel met veel suiker en vet. Ik vind het dus heel raar dat rondom Amsterdam in Noord- en Zuid-Holland de grote groente-exporteurs van deze wereld zitten, terwijl in Amsterdam maar één procent van de kinderen genoeg groente eet. Daar is iets mis.”
Op een congres van de WHO en FAO pleitte u ervoor om de landbouw aan te passen, zodat ze duurzamer wordt en produceert voor de gezondheid. Is dat uw boodschap aan de land- en tuinbouw?
“Ja. Produceer voor de gezondheid in plaats van handel en export, zoals de landbouw en voedingsindustrie nu doen. En er moet veel meer worden nagedacht over wat je produceert. In ons land wordt op grote schaal suikerbieten geteeld. Waar is dat voor? Om aan de enorme vraag aan suiker te voldoen? Het beleid is nu, ook op Europees niveau, om de wereldhandelsprijzen zo te beïnvloeden dat de boeren hier nog een inkomen hebben. Maar dat we allemaal veel te veel suiker consumeren komt in die discussie niet aan de orde.”
We moeten geen suikerbieten telen maar gewassen en groenten waar we lokaal behoefte aan hebben?
“Nou, dat lost natuurlijk niet de vraag op hoe we 9 tot 10 miljard mensen gaan voeden in de wereld. Voor de basisvoeding heb je grootschalige landbouw nodig. Maar met lokale productie van gezonde voeding heb je wel een buffer. Dus een draai maken in de zin van: veel meer voor onze eigen bevolking produceren en meer op gezondheid sturen, zou denk ik wel goed passen.”
Boeren en tuinders moeten gezonde voeding gaan produceren voor de stad in de buurt?
“Ja. Lokaal gezonde voeding produceren, met korte ketens, rechtstreeks van de boer naar de afnemer, zonder die schakels ertussen van de grote concerns. De voedselketens die we nu hebben, zijn lang. Dat maakt dat voedsel lang houdbaar moet zijn. De ranzigheid van vet los je op door er transvetten van te maken, je doet er suiker en zout bij en je verpakt het, want het moet grote afstanden overbruggen. En het moet ook nog eens lang in een supermarkt liggen. Dat alles ondermijnt de kwaliteit van voeding.”
‘Er is een overvloedig aanbod van inferieur voedsel’ – foto Koos Groenewold
Dat is kritiek aan het adres van de voedingsindustrie. Daar ligt de sleutel tot verbetering van de voedselkwaliteit?
“Absoluut. Maar de voedingsindustrie is er in eerste instantie op gericht op het zoveel mogelijk laten consumeren van haar producten. Aandeelhouders zijn niet zo geïnteresseerd in duurzaam en gezond, die zijn geïnteresseerd in omzet. Dus als je als voedingsindustrie veel meer winst kunt maken met verkoop van ijsjes en chocola, dan ga je dat doen. In plaats van gezonde groente produceren.”
Dus dat schiet niet op.
“Je kunt er natuurlijk wel wat aan doen. Dan moet je daar wel gericht beleid op voeren, door te zeggen: we gaan die ongezonde troep niet meer aanbieden op plekken waar kinderen zijn en we maken het hartstikke duur. En het geld dat we eraan overhouden stoppen we in het goedkoper maken van gezond eten en dat bieden we dan ook overal aan. Je ziet geleidelijk ook een kentering in het denken. Staatssecretaris Van Dam pakt het wel op. Hij zegt: het gaat niet alleen om productie, het gaat ook om duurzaamheid en gezondheid. Hij wil ook iets aan voedseleducatie doen en ervoor zorgen dat kinderen beter eten krijgen dan nu het geval is. Wat hij niet doet is de industrie aanpakken, dat ligt heel gevoelig.”
Met lokale levering lukt het wel om dat verse gezonde voedsel in de stad en achterstandswijken te krijgen?
“Je kunt als agrarisch ondernemers met wethouders gaan praten, maar ook met bestuurders van grote instellingen, die eigen voedsel moeten inkopen. Je ziet dat soort initiatieven steeds meer, met werkbare businessmodellen. Iedereen wordt er beter van. De producenten hebben een verzekerde afzet, instellingen krijgen gezonde voeding. Ziekenhuizen richten zich steeds meer op de kwaliteit van de voeding, want het is een paradox dat je slecht eten krijgt in een ziekenhuis waar patiënten moeten herstellen. Het eten is er vaak te vet, te zout, met te veel koolhydraten en te veel suiker.”
Ander speerpunt in uw pleidooi: een beter bewustzijn van voedsel en de productie ervan draagt bij aan terugdringen van overgewicht.
“Ja. Voedsel is iets abstracts geworden, een vanzelfsprekendheid. Het is er altijd, het is hartstikke goedkoop en het ligt in overmaat in de supermarkt. Je loopt er even met je kar doorheen, je eet het op en het is weer klaar. Men kijkt niet naar de waarde van voedsel, alleen naar de prijs. Voedseleducatie is een belangrijk element om kinderen iets te leren over gezond en duurzaam eten, waar het vandaan kom, hoe je het klaar moet maken. Als ze niet op een boerderij gaan kijken, dan krijgen ze het nooit mee. We weten dat kinderen die in een school- of moestuin hebben gewerkt anders tegen voeding aankijken. Ze leren wat er mis kan gaan en hoe groente afhankelijk is van regen, bodemgesteldheid, mest.”
U bepleit dat gezond voedsel tegen een lage prijs in achterstandswijken in de winkels komt te liggen. Dat Lijkt onmogelijk. Retailers halen in de onderhandelingen over de prijzen de agrariër het vel over de neus.
“Supermarkten zijn grote aanbieders van groente en realiseren er een grote marge op. Die is onacceptabel hoog. Aan de andere kant: boeren krijgen niets voor hun groente. Het is dus helemaal niet zo lucratief om veel groente te gaan verbouwen. Dat moet anders. Een boer moet een goed inkomen kunnen realiseren als hij gezonde groenten produceert die beschikbaar komen voor mensen met een laag inkomen.”
Kunnen boeren en tuinders het verschil maken?
“Ik geloof helemaal niet zo in een top-down gestuurde aanpak om gezond voedsel te produceren. Juist mensen uit de sector kunnen nadenken hoe het anders en beter kan. En ik denk dat we aan het begin staan van de tijd dat steeds meer boeren daar in businessmodellen over nadenken. Je kunt lokaal snel het verschil maken.”