“We zijn er relatief goed vanaf gekomen”, antwoordt spruitkoolteler Kasper Kleijwegt dinsdag 29 mei op de vraag hoe het was verlopen met de neerslag in en rond Blaaksedijk in de Hoeksche Waard.
“Gisteren en vandaag is hier 5 tot 6 millimeter gevallen, dat is peanuts. We zijn wel door het oog van de naald gekropen, want hemelsbreed 5 kilometer verderop kwam het water met bakken naar beneden. Ik zag me al met een schop in het land staan, greppeltjes graven …”, zegt Kleijwegt.
Dat beetje neerslag kwam ook wel goed uit om bladverbranding te voorkomen, want de teler had de spruiten net bovenover bemest met patentkali. “Die bemesting voeren we altijd uit als de planten in de grond zitten, Maar met dit wisselvallige weer vraag ik me wel steeds vaker af, wat het effect zal zijn van de ene of andere teeltmaatregel. Deze keer viel er 6 millimeter, maar dat had ook 60 kunnen zijn.”
40 millimeter regen in een kwartier
Toch vond de spruitkoolteler het een moeilijk voorjaar. Dat begon al enkele dagen nadat de eerste spruiten waren geplant. “Op 9 april waren we begonnen, in 2 dagen hebben we toen veel werk verzet. Maar in de nacht van 10 op 11 april ging het los, in een kwartier tijd viel er 40 millimeter. Die intensiteit was ongekend, daar hebben we erg veel last van gehad. Op onze zware klei ontstond een korst, die was op sommige plekken wel 10 centimeter dik. Ik heb dat gefotografeerd. In mijn hand heb ik een bonk, die ik in een spruitenperceel uit de grond heb gebroken.”
Lucht in de grond
Kleijwegt vervolgt: “We doen de onkruidbestrijding altijd met een wiedeg, maar met zo’n dikke korst kun je dat vergeten. We hebben toen met een kleine rijenfrees zo goed en kwaad als dat ging de grond tussen de plantrijen proberen te breken, om zo weer lucht in de grond te krijgen. Dat is aardig gelukt, maar in de rij ging dat dus niet. Daar ontwikkelde zich veel vuil, en bodemherbiciden werkten niet. De bodem moet het middel immers kunnen opnemen, daarvoor was het te droog. Het betreft gelukkig een beperkte oppervlakte, maar het is toch sneu na twee dagen doorwerken.”
Afsluitende toplaag
Het geploegde land kreeg die plens water ook te verwerken. “Die grond sloeg volledig dicht. De vorst in februari en in maart had ervoor gezorgd dat de toplaag mooi los gevroren was. Die grond spoelde door de regen in de holtes tussen de ploegsnedes; zoals je voor de regen goed kon zien dat er geploegd was, zo vlak leek het land erna bij te liggen. Zo’n afsluitende toplaag zorgt ervoor dat de ondergrond slecht kan opdrogen. Dat is dan weer lastig als je aardappelen of spruiten moet planten, want met het plantklaar maken kun je niet voorkomen dat je die natte brokken naar boven haalt. Het komt erop neer dat het structuurvoordeel door de vorst volledig teniet gedaan werd.”
“Je ontkomt er ook niet aan om spruiten te planten in natte grond, maar ook dat je toch direct daarna moet beregenen; om de planten aan te laten slaan, en om ervoor te zorgen dat die natte kluiten alsnog ‘smelten’. De laatste planting, met het ras Profitus, ging einde week 21 de grond in (25/26 mei).
Uientelers aan zet
De weggroei is niet overal zoals die zou moeten zijn. Aldus Kleijwegt midden vorige week. “Met name op de percelen waar de structuur wat minder is. Dat was te verwachten. Een gevolg daarvan is weer dat dierlijke belagers meer kansen krijgen.” Trips was vorige week nog niet het probleem, ondanks dat de warmtegrens voor populatieontwikkeling was overschreden. “Het zijn nu de uientelers die aan zet zijn met de bestrijding. In de spruiten zitten we midden in de koolmotfase, met rupsen die direct het hartje uit kwarrende planten vreten. We zetten nu Tracer in. Koolvlieg is nog geen probleem, maar dat kan onder de huidige weersomstandigheden niet lang meer duren.”
Juiste bemestingstrategie
In zijn vorige bijdrage gaf Kleijwegt aan ook plaatsspecifiek te willen bemesten in spruitkool en aardappelen. Tijdens het poten van de aardappelen is dat ook gebeurd – met taakkaarten voor de aansturing van de bemestingsunit. In spruitkool is dat echter niet gebeurd. “We hebben de techniek in huis, maar de vraag is wat de juiste bemestingstrategie is. Op lichtere grond staan in een nat jaar de gewassen gemakkelijk wat ruiger. In een droog jaar is de stand wat minder. Je kunt dan beslissen om de giftgrootte voor stikstof te variëren op basis van de structuur en grondzwaarte, maar misschien zijn weggroeiverschillen meer een gevolg van problemen met de vochtvoorziening. Dat manifesteert zich met name in spruiten, bij uitstek een gewas waarmee je streeft naar een zo egaal mogelijke groei en ontwikkeling.”
Auteur: Joost Stallen