Albert Kosdi in het Gelderse Oosterhout is de laatste komkommers van de eerste teelt aan het snijden.
Hij kijkt met een dubbel gevoel terug op die teelt. “De kwaliteit was bijzonder goed. Geen Botrytis en ook Mycosphaerella heb ik niet gezien. We hebben niets aan bestrijding hoeven doen. Het ras Proloog is ook sterk tegen meeldauw.”
Wel heeft hij aan het begin iets te licht moeten snijden, en moest er steeds op gewerkt worden om te zorgen dat het gewas niet al te generatief kwam te staan. “Het is ongelofelijk wat Proloog aan vruchten geeft. Als we volgend jaar hetzelfde ras gaan zetten, dan moeten we 1 tot 1,5 stamvrucht minder aanhouden, of met een foliescherm gaan werken om meer op groei te sturen.” Om voldoende vegetatief te blijven sturen heeft hij naar zijn gevoel best veel geschermd.
Op het moment let hij ’s morgens goed op wanneer het scherm open kan, zodat hij niet wordt verrast door natslaan van het gewas bij de vaak hoge instraling.
Drie afdelingen
Kosdi is nu helemaal gefocused op de nieuwe teelt. Hij heeft zijn tuin in drie afdelingen verdeeld, die elk qua stoken, bemesting en watergift apart aangestuurd kunnen worden. De teeltwisseling van die drie gedeeltes wordt gespreid uitgevoerd in een tijdsbestek van vijftien dagen. “Dat geeft een mooie arbeidsverdeling. Nu valt er even een gaat je van een paar dagen, maar in de zomer kun je bijna achter elkaar dooroogsten. Je pakt dan alle prijzen mee.”
Getopte plant
Voor de tweede teelt heeft hij gekozen voor een getopte plant van het ras Roxanna, die op 1,44 planten per vierkante meter komt te staan. “Vorig jaar hebben we al een proef met getopte planten gedaan op een derde van de tuin, toen nog met Laureen. Roxanna is wat sterker in groei. Dat mag je best hebben met een getopte plant. Het past ook goed bij ons vier-rijen systeem, met de planten dichter op elkaar in de rij. Toppen geeft wat kleinere bladeren en wat meer licht tussen het gewas.”
Spintplekken
In de nieuwe teelt wordt gestart met een lichte dosering Vertimec, aangevuld met Hasten. “We hebben spint steeds biologisch kunnen blijven aanpakken, maar op het eind hebben we toch wat nieuwe spintplekken ontdekt.”