De reis naar het dorp verloopt voorspoedig. Overdag worden er vele kilometers afgelegd en ’s nachts slapen de apen in de bomen.
Onderweg ontmoeten ze andere apen die zich willen aansluiten bij de groep en niet alleen tijdens de reis. Zij willen ook in het dorp komen wonen.
Omdat Gino niet zo goed weet wat hij daarmee aanmoet, besluit hij een MT-vergadering over deze kwestie te beleggen. Al lopend wordt er vervolgens door de Gino, Opposa, Libo en Modella vergaderd. Libo brengt in dat ze in het dorp werkkrachten nodig hebben om de huizen op te knappen en plantages aan te leggen. “Zoveel werk- en hulpapen hebben wij niet. We geven iedere aap die mee ons meewil daar toestemming voor op voorwaarde dat hij werkaap of, als hij nog geen werkervaring heeft, hulpaap wordt. Dat geldt zowel voor de mannen als voor de vrouwen”
Modella vindt dat wel een beetje eng: “Er zitten vreemde snuiters tussen en ze praten zo raar.” Hoe weten we dat we ze kunnen vertrouwen?” Libo reageert direct: “We zullen ze streng bewaken, laat dat maar aan mij over.”
“Krijgen die nieuwe apen dan helemaal geen rechten?” vraagt Opposa. “Inderdaad, die krijgen geen rechten, ze mogen blij zijn dat ze bij ons mogen wonen en dat wij werk voor ze hebben. En als ze lui zijn of slecht werken sturen we ze weg” is het antwoord van Libo. Opposa: “Dat vind ik onzin. Als ze bij ons komen wonen, moeten ze dezelfde rechten en plichten krijgen als jij en ik.”
Gino, die hoofdpijn begint te krijgen, begrijpt dat het nu aan hem is om een besluit te nemen dat op voldoende draagkracht binnen de apengemeenschap kan steunen.
De moraal van deze aflevering: de instroom van nieuwelingen legt de overtuigingen van de bestaande garde bloot.