Als Nederlandse telers de map met versie 5.0 van GlobalGap op de mat krijgen, zullen ze stoom uit de oren krijgen.
Ze worden geconfronteerd met nieuwe eisen, terwijl telers een deel van de oude eisen al overbodig vinden. Dat zei Albert Wielink, kwaliteitsmanager bij The Greenery, dinsdag op de GlobalGap-tourbijeenkomst in Geldermalsen. Hij pleitte dan ook voor vermindering van de administratieve lasten voor telers.
Sommige nieuwe eisen zijn simpel en logisch: spuitapparatuur mag niet meer bij eindproduct opgeslagen worden. Oogstfust mag alleen nog maar voor de pluk gebruikt worden en voor geïntegreerde teelt zijn twee keuzemaatregelen opgenomen. Dat was er tot dusver één. Die zaken zullen niet als zwaar worden beoordeeld, stelt Wielink.
Het opschrijven van de weersomstandigheden bij elke bespuiting kost meer tijd, zoals de periodieke administratie van de meststoffenvoorraad al deed. Die administratie kan bij foutjes tot lastige gesprekken leiden met de controleur tijdens de audit, zei Wielink.
Guy Callebaut, voorzitter van GlobalGap, wijst op een ander mogelijk knelpunt. Het verbod om binnen zes maanden voor de oogst te bemesten met dierlijke mest. Dat kan gaan knellen bij bladgewassen, weet hij, maar er zijn alternatieven zoals bewerkte dierlijke mest. Volgens Wielink zullen de microbiologische eisen in GlobalGap voor alle telers merkbaar worden, omdat onderdelen terugkomen in de perceelskeuze, teelt, watergebruik, hygiëne van personeel, oogst en verpakken.
Versie 5.0 van GlobalGap wordt verplicht op 1 juli 2016, maar een snellere invoering is nodig, zegt Paul Bol, voorzitter van het technisch comité plantaardige productie van GlobalGap. “Vanwege de risico’s met microbiologie willen we zo snel mogelijk deze versie invoeren.” Risico’s van microbiologie kwamen op de agenda na de Ehec-crisis in 2011 en incidenten in de Verenigde Staten.