De forse verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) per 1 januari 2024 en de verwachte verhoging per 1 juli 2024 beïnvloeden de onderkant van het loongebouw in de (glas)tuinbouw. Dit maakt de onderhandelingen van een nieuwe cao Glastuinbouw, die net zijn gestart, er niet makkelijk op. De huidige cao loopt eind dit jaar af.
Door de invoering van een wettelijk minimum uurloon in plaats van een minimum maandloon gelden er nieuwe rekenregels voor het wettelijk minimum uurloon. Hierdoor is niet meer de 38-urige werkweek in de tuinbouw-cao’s de basis voor de berekening, maar een 36-urige werkweek. De nieuwe rekenregels voor het wettelijk minimum uurloon en de indexatie maken dat het nieuwe minimum uurloon op 1 januari 2024 € 13,27 euro wordt. De inschatting is dat daar per 1 juli zo’n 3 tot 4% bovenop komt.
Onderzoek loongebouw
De entree van schaal B is bij de cao Glastuinbouw gekoppeld aan het WML. Veel medewerkers stromen ieder jaar in deze schaal in. Op 1 januari komen zonder cao-afspraken ook de startsalarissen van de schalen C, D en E onder het minimumloon uit.
Voor partijen aan werkgeverszijde (Glastuinbouw Nederland, LTO Nederland en Plantum) is dat reden om in aanloop naar nieuwe cao-gesprekken, onderzoek te laten doen naar het loongebouw binnen de cao Glastuinbouw. De werkgevers maken de resultaten, uitgevoerd door adviesbureau Eprom, niet openbaar. “Dat is nooit onze intentie geweest. Het is puur bedoeld als een interne inventarisatie om aanknopingspunten te hebben om te bouwen aan een toekomstbestendig loongebouw. Hoe bied je bijvoorbeeld medewerkers nog perspectief op salarisgroei in schaal B? En hoe doe je recht aan het verschil in zwaarte van werk bij de aanvangssalarissen in de schalen C, D en E?”, verduidelijkt Ilse Lensink, voorzitter cao-onderhandelingsdelegatie.
Het enige wat ze er over wil loslaten, is dat het loongebouw van de cao Glastuinbouw perspectief biedt in de eindlonen die per schaal kunnen worden bereikt. Wel zijn veel en veelal wat grote stappen nodig om tot dit maximum te komen. Het loongebouw is vergeleken met acht andere loongebouwen in de cao’s Open Teelten, Hoveniersbedrijf, Groothandel Bloemen en Planten, Groothandel Groenten en Fruit, Gemaksvoedingsindustrie, Supermarkten, Logistiek en AH-Logistiek.
Verkennend gesprek
Samen met vakbonden is er al een verkennend gesprek geweest over de gevolgen van de verhoging van het WML op het loongebouw en de huidige opbouw. Waar Lensink gelukkig mee is, is dat zij een overlap constateert met het interne onderzoek van de werkgevers. De vakbond stelt desondanks voor om het minimumloon per 2024 te verhogen naar € 16 euro per uur, waarbij het loongebouw moet worden aangepast aan dit minimumloon.
De CNV steekt in op verhoging van alle salarissen met een nominaal bedrag per uur, waardoor de laagst betaalden er relatief wat meer op vooruit gaan dan de hoogst betaalden. “Dit zorgt voor een betere spreiding in het loongebouw na de verhogingen van het WML”, stelt onderhandelaar Jeroen Warnaar. “Verder ontkomen we er niet aan om de hogere salarisgroepen enigszins mee te laten groeien met het minimumloon om extra taken en verantwoordelijkheden ook extra te blijven belonen.”
Wel of niet al een looneis
Onderhandelaar Leo van Beekum heeft namens de FNV al een looneis op tafel gelegd. Gezien de inflatie wil FNV allereerst de brutosalarissen per 1 januari 2024 structureel aanpassen via een automatische prijscompensatie. Hoeveel dat is, wordt een kwestie van onderhandelen. Daar bovenop komt een looneis van 9,3% per 1 januari 2024, deels procentueel en deels in een vast bedrag. CNV komt niet op voorhand al publiekelijk met een looneis. Wel deelt de bond de mening van FNV dat een stevige loonsverhoging op z’n plaats is.
Loongebouw met behoud schaal B
Voor werkgevers is het volgens Lensink belangrijk afspraken te maken die leiden tot een loongebouw met balans in de aanvangstarieven inclusief een schaal B. “Een gezonde loonontwikkeling bestaat als gevolg van de stijging van de WML niet alleen uit een algehele loonsverhoging, maar vooral uit een toekomstgericht loongebouw”, benadrukt ze. Dat maakt dat werkgevers bij deze onderhandelingen de gehele loonkostenstijging waaronder die als gevolg van de aanpassingen in het loongebouw zullen meewegen bij het spreken over de loonsverhoging.
Harde dobber
Lensink, Warnaar en Van Beekum zijn niet verrast over wat in elkaars voorstellenbrieven staat. “Dat zijn vaak open deuren en standpunten die nog mijlenver uit elkaar liggen, stelt Lensink. “Dat neemt niet weg dat oplossingsgericht kijken naar het verbouwen van het loongebouw waarbij zowel werknemers met lagere lonen als hogere lonen tevreden worden gesteld, een harde dobber wordt”, voorspelt de tuinbouwonderhandelaar. Dat verwachten Warnaar en Van Beekum ook.