Spuiten mag alleen nog met doppen en technieken die 75% driftreductie halen. Teelttechnisch ongunstig, maar onvermijdelijk om middelen te behouden.
Spuitmachines moeten vanaf dit jaar zijn voorzien van spuitdoppen die minimaal 75% driftreductie geven. Of de spuitmachine moet erkend zijn als minstens 75% driftreducerend.
Die eer komt tot nu toe aan de Hardi Twinforce-spuitmachine die de vloeistofdruppels met luchtondersteuning het gewas in blaast. En aan de Wingssprayer, die met onderdruk veroorzakende vleugelvormige flappen de druppels het gewas in duwt.
Erf is grootste verliesplek
De eisen voor driftreductie zijn opgeschroefd om ongewenste verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen in te dammen. Het wordt niet meer geaccepteerd dat werkzame stoffen in het oppervlakte- en grondwater worden gevonden. In het ongunstigste geval mondt dat uit in gebruiksverboden voor middelen. En vergeet de opvattingen van ‘het publiek’ niet: een gesprek over nut en noodzaak van chemische middelen vervalt makkelijk in emoties over spuiten met gif en dode bijen.
Het is terecht dat het wegwaaien van spuitvloeistof zo veel mogelijk wordt voorkomen. Al komt op die manier ‘slechts’ 5% tot 10% van de werkzame stof in het milieu terecht. De grootste oorzaak van emissie ligt bij het vullen van de tank, het afspoelen van middelen via afvoersleuven voor overtollig regenwater op het perceel, en op het erf bij het reinigen van de spuitmachine. En ongrijpbaar: middelverlies tijdens en na het spuiten door verdamping bij een lage luchtvochtigheid.
Voorlichtingsbijeenkomsten voor telers
Voorkomen van middelverlies is een speerpunt van het project ‘Schoon Water Brabant en Zeeland’. In dat kader werden afgelopen winter in beide provincies drukbezochte voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd.
Bekijk de fotoreportage van zo’n voorlichtingsbijeenkomst
Restvloeistof en reinigen
Het uitgangspunt voor restvloeistof is dat het op het perceel hoort te blijven waar is gespoten. Het restant in de tank kan na verdunning worden verspoten, en uitwendig reinigen mag, mits dat minstens 5 meter vanaf de slootkant gebeurt.
Reinigen op het erf is niet toegestaan, als vloeistofrestanten in het oppervlaktewater of het riool kunnen verdwijnen: hier gaat het ’t vaakst fout. De mooiste oplossing is een vloeistofdichte spoelplaats met voorzieningen voor de verwerking en zuivering van alle vrijkomende vloeistoffen. Die investering kost al gauw enkele duizenden euro’s met een Phytobac (Bayer, biologische afbraak middelrestanten), Heliosec (Syngenta, verdamping vloeistofrestanten) of een biologisch filter.
Low budget wassen
Reiniging kan ook ‘low budget’: dan mag de spuit maximaal 2 keer per jaar uitwendig worden gereinigd. Dat kan op een plek waar het water naar de bodem afstroomt.
Fraaier is een door Delphy ontwikkelde voorziening, met de opvang van de vloeistof in een met compost gevulde zaksloot. De ondergrond hoeft niet per se verhard te zijn, maar wel vloeistofdicht. De vloeistofrestanten worden in de compost afgebroken, en het is toegestaan dit materiaal (na een jaar) over het veld te verspreiden.
Wat mag wel en wat mag niet?
Wat allemaal wel en niet mag, is geregeld in het activiteitenbesluit, en is op een rijtje gezet op onder andere de website toolboxwater.nl. Daar is ook een indicatie te vinden van kosten en subsidiemogelijkheden.
De website erfemissiescan.nl. brengt voor de eigen situatie in beeld waar risico’s liggen op het verlies van gewasbeschermingsmiddelen op het erf, en reikt mogelijkheden aan om de belasting van het oppervlaktewater (verder) te verminderen.
Welke technieken zijn praktijkrijp?
Fabrikanten van spuiten kunnen hun machines uitrusten met voorzieningen om vloeistofverlies tijdens, voor en na het spuiten in te dammen, zelfs tot de 75%-norm. Met de kanttekening dat die de investeringskosten flink kunnen opjagen en niet altijd al praktijkrijp zijn.
Wel met de nodige praktijkervaring, zijn de eerdergenoemde luchtondersteunde Hardi Twin Force en de Wingssprayer, die het weet te schoppen tot de driftreductieklasse 99%.
Eveneens al langer bestaand, zijn de luchtvloeistofdoppen zoals HTA, Twin Fluid en Airtec. Van recenter datum is de mogelijkheid spuitdruppels een magnetische lading te geven (MagGrow), waardoor de driftgevoeligheid wordt beperkt.
Lees ook: Preciezer spuiten met drone en sensor
Gangbaar is dat spuitdoppen op 50 centimeter onderlinge afstand aan de spuitboom hangen. Deze doppen vereisen bij een tophoek van 110 of 120 graden minimaal 50 centimeter boomhoogte. Het driftbeperkend alternatief is doppen op 25 centimeter afstand, met de spuitboomhoogte op minimaal 30 centimeter. Vooralsnog alleen met de Teejet TP 80-015 doppen is zo te voldoen aan 75% driftreductie. Bovendien moet voor een goede werking de spuitboom een actieve balansregeling hebben.
Moderne spuitmachines zijn allemaal uitgerust met wasprogramma’s met vaak exotisch aanduidingen, die vaak hetzelfde doen: het inwendige vloeistofcircuit snel, gedeeltelijk of juist grondig reinigen en zorgen dat de verdunde vloeistof op een verantwoorde manier wordt uitgereden. Zoals al aangegeven: wie veel wil investeren, kan zijn hart ophalen.
Minder drift, minder bedekking
Voor wie dat nog niet heeft gedaan: investeren moet in ieder geval in conventionele spuitmachines, in doppen die zijn aangemerkt als minimaal 75% driftreducerend. Deze verplichting geldt ook voor luchtondersteunde spuiten, uitgezonderd de al aangehaalde Hardi Twin Force en de Wingssprayer.
Driftverlaging gaat op conventionele spuitmachines hand in hand met grovere druppels. Het is allang bekend dat dat ten koste gaat van de gewasbedekking, en meer risico geeft op afrollen van druppels. Dus is het de kunst om een dop te vinden met 75% driftreductie, met zo optimaal mogelijke gewasbedekking. Mechanisatiedeskundige bij Delphy, Luc Remijn, vergeleek een aantal mogelijke doppen bij verschillende drukken, rijsnelheden en vloeistofafgiften (zie kader onderaan dit artikel).
Remijn concludeert dat de dop Agrotop Airmix 110-03 als minst ongunstig naar voren komt, vanwege het beperkt aandeel grove druppels. Met speciale technieken is echter meer resultaat te behalen, stelt hij: het resultaat is maximaal met de Hardi Twinforce luchtondersteunde spuit met Hardi F 110-04 doppen (200 liter/ha). Met deze spuit is in combinatie met de Agrotop Airmix 110-03 zelfs 97,5% driftreductie haalbaar, met een acceptabele gewasbedekking.
Spuitdoppen met elkaar vergelekenVeel spuitmachines zijn uitgerust met de Agrotop Airmix 110-03 spuitdop, door Delphy-deskundige Luc Remijn bij 75% driftreductie gekwalificeerd als minst ongunstig met een afgifte van 200 l/ha bij 2 bar werkdruk en een werksnelheid van 6 km/u. Deze dop vormt daarom de referentie in een toetsing van verschillende andere doppen, drukken, afgiftes en rijsnelheden. Remijn voerde de proeven uit met water met een stof die onder uv-licht oplicht. Zo is de druppelverdeling in beeld te brengen. Het gewas was laurier. Uitgangspunt is steeds 75% driftreductie: 1. Lechler ID-03, 200 l/ha, 3 bar, 8 km/u. 2. Teejet AIXR 110-025, 200 l/ha, 2 bar, 5 km/u. 3. Lechler IDKT 120-025 200 l/ha 2 bar, 5 km/u. 4. Agrotop Turbodrop Hispeed 110-025, 200 l/ha, 3 bar, 6 km/u. 5. Agrotop Airmix 110-03, 400 l/ha, 2 bar, 3 km/u. 6. Agrotop Airmix 110-05, 400 l/ha 3 bar 6 km/u. 7. Hardi Twin Force-luchtondersteuning, dop F110-04, 200 l/ha, 2 bar, 8 km/u. 8. Hardi Twin Force-luchtondersteuning, dop Agrotop Airmix F110-03, 200 l/ha, 4 bar, 8 km/u. |