Doorgaan naar artikel

‘Hoe zit dat met de bodem tijdens deze droogte?’

Wat kunnen we nu doen aan droogte? Kort samengevat: des te beter de bodemstructuur, des te beter de beworteling, des te beter het vochtleverend vermogen.

Sinds 1 april is er in ons land krap 130 mm neerslag gevallen. Het lijkt erop dat het warme, droge en zonnige voorjaar geen incident is geweest, maar de opmaak is naar een Grote Droogte. De machtige rekencomputers van het Europese weercentrum verwachten de komende 14 dagen geen neerslag en dat bij oplopende temperaturen en volop zonneschijn! Dat betekent dat de droogte, die nu nijpend begint te worden, zich zal gaan verscherpen.

De hoeveelheid neerslag zegt niet alles over droogte

Maar wanneer is er sprake van droogte en hoe meten wij dat? Het droogste jaar dat wij kennen is 1921, toe viel er in het groeiseizoen slechts 156 mm en 1959 staat tweede met 200 mm, op de voet gevolgd door het beruchte jaar 1976 met 210 mm.

Neerslagoverschot versus neerslagtekort

Maar de hoeveelheid neerslag zegt niet alles over droogte. Gemiddeld valt in Nederland in een jaar meer neerslag dan dat er verdampt; we spreken dan over een neerslagoverschot. In het groeiseizoen (1 april-1 oktober) verdampt echter meer water dan dat er door neerslag wordt aangevuld; wij hebben dan een neerslagtekort.

Droogte is de som van neerslag en potentiële verdamping

Droogte is dus de som van neerslag en potentiële verdamping. De neerslag kun je gemakkelijk meten. Ik denk dat iedereen dat wel eens heeft gedaan in een groen bekertje van de Welkoop. Met de verdamping is het ingewikkelder; er is geen apparaat dat de verdamping meet. Het KNMI berekent de potentiële verdamping voor 13 weerstations. Deze is afhankelijk van de hoeveelheid zonneschijn en de temperatuur. Uit deze grootheden wordt volgens de Makking-methode een referentiegewasverdamping berekend, die geldt voor kort (10 cm) gras en voldoende vocht in de bodem. Zo berekend is het neerslagtekort nu al ruim meer dan 160 mm en de verwachting is dat het tekort over 14 dagen zal zijn opgelopen naar meer dan 200 mm. Dat is een hoeveelheid die twee keer groter is dan normaal aan het einde van de zomer!

In vergelijking met 1976 is die zomer nog altijd (onvoorstelbaar) droger dan deze zomer

Hoe plaatsen we het neerslagtekort in historisch perspectief? In recente droge jaren, 2006 en 2003, was het maximale neerslag tekort opgelopen tot respectievelijk 200 en 228 mm. Het grootste neerslagtekort dateert echter uit 1976, toen aan het eind van het groeiseizoen de verdamping met ruim 360 mm de neerslag overtrof. Eind juni was het neerslagtekort destijds al opgelopen naar ruim 200 mm. We beleven dus een bijzondere droge periode, vergelijkbaar met de recente droge zomers van 2003 en 2006, maar in vergelijking met 1976 is die zomer nog altijd (onvoorstelbaar) droger.

Juist bij droogte zijn oude patronen van het land in de gewasontwikkeling te zien

Droogte dus, en dat is goed te zien aan de gewassen op het land. Opvallend is dat juist bij droogte oude patronen van het land in de gewasontwikkeling te zien zijn.

Kabel- en leidingtracés, oude paden en wegen, gedempte sloten, goede grond en slechte grond; je haalt ze er nu zo uit. Niet altijd in negatieve zin, het kan ook zijn dat juist op de gedempte sloot het gewas minder last heeft van de droogte. De oorzaken zitten in de vochtlevering van het bodemprofiel of de diepte van de beworteling. Want, tot nu toe hebben we het hoofdzakelijk over meteorologische droogte gehad; of er daadwerkelijk vocht te kort voor de gewassen optreedt en in welke mate is afhankelijk van de grondsoort en het vochtleverend vermogen van de bodem. En dat is behoorlijk complex.

Grondwaterstand is allesbepalend voor vochtleverend vermogen van de bodem

Voor het vochtleverend vermogen van de bodem is de grondwaterstand belangrijk, zo niet allesbepalend. Wanneer de grondwaterstand zo hoog is dat de wortels er direct bij kunnen treedt er geen vocht te kort op. Maar de grondwaterstand daalt, omdat het gewas vocht opneemt.

Vocht opzuigen via poriën in bodem

Gelukkig kan de bodem, net als een spons, vocht ‘opzuigen’ via de poriën in de bodem. Dit noemen we de capillaire werking en dat is een hele belangrijke eigenschap van de bodem. De ene grondsoort is hier beter in dan de andere grondsoort. De afstand waarover de grond nog vocht kan opzuigen uit de grondwater noemen we de stijgafstand. In grof en leemarm zand is deze stijgafstand (30-40 cm) niet zo groot, maar in zavel of lössgronden kan deze wel meer dan 200 cm bedragen. Dat betekent dus dat bij gelijke grondwaterstand op de ene grond wel vocht te kort optreedt en op de andere niet. Niet alleen de grondsoort is van invloed op de stijgafstand, gelaagdheid van het bodemprofiel en een slechte bodemstructuur hebben een negatieve invloed op de stijgafstand. Daarom verdrogen kleibodems met een zandondergrond en gronden met bodemverdichting eerder dan homogene profielen.

Beworteling pijler voor vochtleverend vermogen grond

De beworteling is een andere belangrijke pijler voor het vochtleverend vermogen van gronden. Hoe dieper de wortels gaan, des te dieper is de zone waar vocht uitgehaald kan worden en hoe langer zij kunnen profiteren van het capillaire water. Op het moment dat het contact tussen de wortelzone en de capillaire levering vanuit het grondwater wordt verbroken, moet het gewas het doen met de hoeveelheid vocht dat in de bewortelde zone aanwezig is. Deze hoeveelheid ‘hangwater’ is weer afhankelijk van de grondsoort en bodemstructuur. De vochtvoorraad varieert per 10 cm bewortelbare diepte van 14 tot 33 mm voor respectievelijk grof zand en lichte zavel.

Organische stof speelt rol in bodemstructuur

En hoe zit het dan met organische stof? Veel organische stof betekent toch een groter vochtleverend vermogen? Er zijn vuistregels die aangeven dat elke procent organische stof 6 mm extra vocht oplevert in een bouwvoor van 30 cm. De rol van organische stof zit hem vooral in bodemstructuur. De organische stof zorgt ervoor dat de bodem losser is en daarom beter bewortelbaar. Vocht wordt iets beter vastgehouden, maar de hoeveelheid is beperkt. Veel belangrijker is de intensiteit en de diepte van de bewortelbare zone. Met organische stof wordt het bodemleven geactiveerd en dat kan leiden tot een groter bewortelbare diepte, ook diep wortelende gewassen helpen daarbij.

Beperk verdroging door goede bodemstructuur

Wat kunnen we nu doen aan droogte? Kort samengevat: des te beter de bodemstructuur, des te beter de beworteling, des te beter het vochtleverend vermogen. Een bijkomend voordeel is dat bij een betere bodemstructuur het volume aan poriën waarin water zit groter wordt en hoe groter het vochtleverend vermogen wordt. Een goede bodemstructuur is daarom een belangrijke voorwaarde om verdroging te beperken. Er valt nog veel meer te vertellen over droogte en vochtlevering van het bodemprofiel. Gezien de weersverwachting zou ik zeggen: wordt vervolgd!

Share this

Afbeelding
Everhard van Essen

projectmanager, senior adviseur Bodem en water

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin