Het gebruik van gif bij bestrijding van ratten en muizen op het boerenerf wordt steeds verder beperkt. Vergiftiging van niet-doelsoorten speelt daarin een grote rol, maar tegelijkertijd neemt de overlast toe. Wat kan ik doen en wat kost het?
Het gebruik van de zogenaamde rodenticiden (lees: gif) wordt vanaf 2023 verder beperkt door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Er ligt steeds meer focus op het voorkomen van plagen, volgens de werkwijze Integraal Plaagdier Management (IPM). Vanaf 2017 dienen boeren en professionele bestrijders te werken volgens dat protocol (stappenplan). De voornaamste reden is vergiftiging van niet-doelsoorten, het voorkomen van resistentie van knaagdieren tegen gif en ongewenste bijvangsten bij het gebruik van klemmen en vallen.
Zelf bestrijden? KBA of KBA-GB!
Bij bestrijding met gif wordt onderscheid gemaakt tussen (1) particulieren, (2) boeren en (3) professionals. Ook speelt de ruimte een rol: wordt het gif binnen of buiten een gebouw gebruikt? Voor agrariërs met eigen erf en professionals is bestrijding van zowel ratten als muizen toegestaan, voor particulieren niet. Beschik je als boer over het vakbekwaamheidsbewijs KBA? Dan is binnengebruik van gif in lokdozen toegestaan. Zeer waarschijnlijk ook na 2023. Beschik je ook over KBA-GB? Dan is het gebruik van giftig lokaas buiten schuren en stallen in lokdozen ook toegestaan.
Een cursus KBA bij Terra trainingen voor binnengebruik kost € 275 en neemt twee dagen in beslag, inclusief examen. Beschik je over een spuitlicentie? Dan volstaat het bijwonen van een bijeenkomst. Een cursus KBA-GB voor buitengebruik kost € 225 en neemt eveneens twee dagen in beslag, inclusief examen. Bezit van een KBA-licentie is een vereiste. De licenties worden verstrekt door Bureau Erkenningen en zijn vijf jaar geldig. Verlengen kost € 89 en een dagdeel kennis bijspijkeren.
Stappenplan ongediertebestrijding
Stap 1:
Integraal Plaagdier Management (IPM) begint bij het inventariseren en vaststellen van wat er aan de hand is op het bedrijf;
Stap 2:
Neem preventieve maatregelen zoals het verwijderen van mogelijke nestelplaatsen en geknoeid voer in de stal, nabij de kuil en voersilo‘s;
Stap 3:
Is er alsnog overlast? Dan start de bestrijding van plaagdieren met mechanische middelen, zoals klemmen en vallen (in lokdozen);
Stap 4:
Blijft de overlast bestaan? Dan wordt als laatste middel chemische bestrijding met gif in lokdozen ingezet;
Stap 5:
Een evaluatie van de genomen maatregelen. Heeft het gewerkt? Wat is er nog (meer) nodig en welk middel zet ik daar voor in?
De noodzaak van bestrijding
Het is belangrijk dat ratten- en muizenpopulaties op het boerenerf bestreden worden. Uit een recent promotieonderzoek van Inge Milou Krijger aan de WUR blijkt dat ratten en muizen ziektes bij zich kunnen dragen die voor mens en dier gevaarlijk zijn. De gevangen knaagdieren bleken onder andere de bacterie Leptospira (ziekte van Weil), de parasiet Toxoplasma gondii en een darmbacterie te bevatten die leidt tot ernstige diarree. Van Leptospira is bekend dat deze verspreid wordt via de urine en uitwerpselen van ratten en muizen, en via drinkwater van het vee. Een andere belangrijke reden is dat knaagdieren mogelijk oorzaak zijn van stalbranden, doordat ze kabels doorknagen.
Afgelopen week presenteerde het RIVM een verkennend rapport met een inventarisatie van de knelpunten en mogelijke oplossingen om het beleid van knaagdieren, vooral na 2023, zo goed mogelijk te laten werken. Een belangrijk knelpunt is de rol en verantwoordelijkheid van overheden, volgens het RIVM. Naast provincies en gemeenten zijn er namelijk vier ministeries bij betrokken, maar onduidelijk is wie de regie over welke maatregel heeft.
’Beheersing wordt steeds meer verlangd’ Plaagdierbeheersing op boerenerf volgens de IPM-werkwijze wordt steeds belangrijker. Boeren besteden dit steeds meer uit, vaak omdat zij zelf de tijd niet hebben om te bestrijden of vanwege de kosten en tijd om zelf een cursus te volgen en een licentie te halen. “Dat blijft niet bij één keer een cursus volgen en een eenmalige bedrijfslicentie van € 1.000, maar ook dient ieder jaar opnieuw een cursus gevolgd te worden”, aldus Boom. Voor veel keurmerken en veiligheidsredenen is de aanwezigheid van een risicoanalyse op het bedrijf verplicht. Zo’n analyse bevat een beschrijving van mogelijke risicopunten op het erf, bijvoorbeeld bij voer- en sleufsilo’s en sloten. “De Nederlandse varkenssector is vanaf 1 april 2019 KPMB (Keurmerk Plaagdier Management Bedrijven) gecertificeerd, waarin een risicoplan dus verplicht is”, vertelt Boom. In Duitsland zijn die regels nog wat strenger, bijvoorbeeld in de pluimveesector. “Als een Duitse pluimveehouder geen risicoplan heeft en niet aan kan tonen dat hij aan muizen- en rattenbeheersing doet, worden de eieren niet opgehaald.” Boom sluit niet uit dat melkleveranciers in Nederland beheersing verplicht gaan stellen voor melkafname. Ten Dijk werkt op basis van contracten met boeren en bedrijven in de feed-, farming- en foodsector, zowel in Nederland als in Duitsland. Allereerst wordt een inventarisatie gemaakt van wat er loos is op het erf. Op basis daarvan wordt een risicoanalyse gemaakt, en indien nodig wordt overgegaan op een concreet actieplan om de aanwezige muizen en ratten te beheersen. Daarbij geldt dat preventie voorop staat: ruim potentiële voedsel- en nestelbronnen op. Voor de inventarisatie worden eerst lokdozen zonder giftig lokaas geplaatst. Blijkt daaruit dat er muizen en ratten aanwezig zijn, dan wordt overgegaan op mechanische bestrijding (lees: klemmen en vallen). In het laatste geval wordt gif in lokdozen ingezet. Een prijsindicatie blijkt lastig, omdat de kosten sterk afhankelijk zijn van de grootte van een plaag, de hoeveelheid lokpunten en het aantal bezoeken dat nodig is. “De kosten van kapot gevreten materieel en eventueel ziek vee zullen vele malen hoger zijn en die kun je met bestrijding voorkomen”, aldus Boom. Bovendien kan een boer ervoor kiezen om zelf te bestrijden met een vakbekwaamheidsbewijs en bedrijfslicentie. Belangrijk is dat het serieus genomen wordt. |
Uitbesteden aan een professional: en dan?
Bestrijding van ratten en muizen wordt steeds vaker uitbesteed aan professionals, volgens directeur Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) Bastiaan Meerburg, die ook senior onderzoeker bij WUR is. Boerenbedrijven zijn tegenwoordig steeds groter en professioneler. Vroeger deden ‘kleine’ bedrijven dat bijna allemaal zelf. De moderne boeren hebben vaak geen tijd om alles te controleren.
In Nederland zijn de meeste grote plaagdierbeheersers met specialisme ratten en muizen (26) lid van de brancheorganisatie Nederlandse Vereniging Plaagdiermanagement Bedrijven (NVPB). In totaal waarborgen de leden – inclusief andere specialismen zoals faunabeheer en houtbescherming – zo’n 90% van de Nederlandse markt. Zij waarborgen het Keurmerk Plaagdiermanagement (KPMB), het Europese CEPA-certificaat en wisselen actief kennis met elkaar uit om op de hoogte te blijven. Daarnaast is er brancheorganisatie Platform Plaagdierbeheersing Nederland (PLA..N.) waar vooral kleinere tot middelgrote bedrijven aangesloten zijn, zo’n 125. “Maar plaagdierbeheersers hoeven hier niet per se bij aangesloten te zijn. Als ze maar aan de vakbekwaamheidseisen voldoen”, aldus Meerburg.
Kosten
De meeste plaagdierbeheersers werken op contractbasis met boeren en toeleveranciers in de agroketen. Een eerste bezoek om te inspecteren of er wat loos is op het bedrijf kost gemiddeld zo’n € 80, volgens Meerburg. Hoe vaak een plaagdierbeheerser daarna terug moet komen is sterk afhankelijk van de mate van een plaag. Daarnaast ook van de mate van gebruik van gif en de grootte van het bedrijf. Voor een doorsnee bedrijf met 8 à 9 bezoeken van een bestrijder is dat gemiddeld € 750 tot € 1.000. Ook bestaan er samenwerkingsvormen waarbij de boer de plaagdierbeheerser op de hoogte houdt van hoe de plaag zich ontwikkelt, en ook of er een nieuw bezoek nodig is.
’Bestrijding met perslucht en natuurlijke predatoren’ Hoe dan ook gaan preventie en mechanische bestrijding voor het gebruik van gif. Naast het gebruik van vallen en klemmen valt te denken aan bestrijding met een persluchtgeweer en het aantrekken van natuurlijke predatoren. Volgens KAD-directeur Bastiaan Meerburg is er steeds meer vraag naar de eerst genoemde. Met behulp van een warmtebeeldcamera en een persluchtgeweer worden ratten bestreden volgens het RPB-principe (Rattenpreventie- en bestrijding). Het KAD geeft trainingen voor mensen die kennis hebben van IPM, beschikken over een bewijs van vakbekwaamheid ‘beheersing plaagdieren en houtaantastende organismen’ (plaagdierbeheersers), een KBA-aantekening of een jachtakte. Op een boerderij in de Betuwe zijn op één avond in korte tijd ruim 30 ratten geschoten, vertelt Meerburg. Het is een diervriendelijke methode. Hoe gek het ook klinkt, dierenwelzijn speelt ook bij plaagdierbeheersing steeds meer een rol. Een RPB-cursus neemt twee theoriedagen en een praktijkavond in beslag, beiden zonder examen. De kosten zijn € 975 per persoon. Daarnaast kunnen natuurlijke predatoren – zoals velduilen, bosuilen en buizerds – een belangrijke rol spelen om plagen te beperken. Om de aanwezigheid daarvan op boerenerf te vergroten kunnen uilenkasten en roofvogelpalen geplaatst worden. Ook een kat op het erf kan helpen, al kan die ook bepaalde ziekteverwekkers, zoals de parasiet Toxoplasma gondii, overdragen op vee. |
‘Giftig lokaas blijft’
Na 2023 is buitengebruik van giftig lokaas onzeker, volgens Meerburg. Het is een politieke afweging. Het beleid wordt gezamenlijk bepaald door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ctgb als zelfstandig bestuursorgaan. Een ding is volgens Meerburg zeker: het gebruik van gif zal nooit compleet verdwijnen. “Als er nood aan de man is, moet gif als laatste redmiddel ingezet kunnen worden. Daarbij is het belangrijk dat we nu geen resistentie opbouwen bij knaagdieren, zoals we dat met antibiotica bij mensen kennen. De IPM-werkwijze is daarbij een stap in de goede richting.”
Dilemma
Maar daar ligt nou juist het dilemma. Het gebruik van gif kan zorgen voor ongewenste effecten op niet-doelsoorten, maar het gebruik ervan blijft toch onvermijdelijk om plagen, ziekteverspreiding en stalbranden te voorkomen. De conclusies van het onlangs verschenen rapport van CLM Onderzoek en Advies over doorvergiftiging maken het nog wat ingewikkelder. Volgens de onderzoekers slepen muizen en ratten het gif uit de lokdozen, waardoor het gif voor het oprapen ligt voor vogels en andere zoogdieren. Ondanks de IPM-werkwijze – zo concluderen de onderzoekers – is de mate van doorvergiftiging nog niet verder afgenomen. De bal ligt bij de overheid. Het is de vraag welke belangen zij zwaarder laten wegen.