Professor Jan Douwe van der Ploeg denkt dat boeren minder ondernemer en meer boer moeten zijn en schaalvergroting als model moet worden afgeschreven.
Jan Douwe van der Ploeg (66) neemt op 26 januari afscheid van Wageningen UR. Daarmee verliest de universiteit niet alleen een gerenommeerd plattelandssocioloog, maar ook een markant dissident; een vertegenwoordiger van dat ‘andere’ Wageningen. Want al vanaf zijn aantreden als hoogleraar, in 1992, verzet Van der Ploeg zich tegen het Wageningse ‘geloof’ dat vooruitgang teruggebracht kan worden tot steeds grotere, meer gespecialiseerde en op technologie leunende boerenbedrijven.
Al tijdens zijn studie verliet Van der Ploeg het brede pad door actief te zijn binnen de zogeheten Boerengroep, waarbinnen studenten en vooral jongere stafleden van de universiteit een kritische blik hebben op de landbouw. Van der Ploeg verzet zich, zoals hij het zelf verwoordt, tegen landbouwontwikkeling die voor een groot deel van de landbouwgemeenschap geen toekomst biedt.
Ik zie op uw kamer posters van spreekbeurten in China over de waarde van het kleinschalige bedrijf. Is dat niet aan dovemans oren gericht? China wil toch juist een meer grootschalige en moderne landbouw, omdat het zo weinig landbouwareaal heeft en efficiëntie dus cruciaal is?
“Je kunt het ook omdraaien: China voedt met 10% van het wereldwijde landbouwareaal 20% van de wereldbevolking. Weet je hoeveel landbouwgrond een Chinese boer gemiddeld heeft? Een derde hectare. Toch slagen ze erin zelfvoorzienend te zijn, met misschien één belangrijke uitzondering en dat is veevoer. China importeert veel soja. Maar het blijft een waanzinnige prestatie en niet van grootschalige bedrijven, maar van kleinschalige boeren.”
Kan het Chinese model een voorbeeld zijn voor de EU?
“Je kunt het Chinese model niet zomaar op Europa toepassen, want China is een compleet andere wereld. Maar er valt wel wat te leren en dat zien de oude instituties die de landbouw in belangrijke mate vormgeven niet. Dan heb ik het over het ministerie, LTO maar ook Wageningen. Ze zitten vast in het geloof dat wat ik de ondernemerslandbouw noem. Dat de markt als het ordende principe in de landbouw het meeste, veiligste en gezondste voedsel oplevert. Hier op de universiteit heerst soms een verstikkend klimaat. Vanuit het gevoel ‘Wageningen is de beste’ wordt de rest van de wereld niet voldoende onderzocht.”
Wat bedoelt u met de ondernemerslandbouw?
“De markt is in het Westen omarmd als het ordende principe, maar wat we binnen het Westerse model eigenlijk hebben, is geen markt maar een aantal grote distributiekanalen. Een groot deel van de verkopen vindt plaats binnen conglomeraten. Cargill Brazilië dat graan verkoopt aan Cargill Nederland bijvoorbeeld, dat het dan doorverkoopt aan een afnemer elders. Ja, dan kun je met de prijzen jokeren. Een markt functioneert bovendien alleen bij voldoende concurrentie en nu zijn boeren een speelbal van het grote bedrijfsleven – toeleveranciers, verwerkers en supermarkten – waar ze ondanks de schaalvergroting op het erf nooit tegenop kunnen.”
Kan de situatie nog wel worden veranderd?
“Het kan niet alleen anders, het zal wel anders moeten. Het centrale probleem is dat we een landbouwsector hebben die extreem is toegesneden op de realiteit van gisteren. De Europese markt was sterk gereguleerd door productiequota en marktbescherming. De uitkomst was dat prijzen decennialang vrij stabiel zijn geweest. Vanuit die zekerheid zijn bedrijven hun schaal gaan vergroten en intensiveren, met geleend geld.”
Bedrijven groeien niet zomaar. Dat doen ze omdat het werkt.
“Dat deed het in Noordwest-Europa ook maar nu worden markten gedereguleerd en zijn dit soort grootschalige bedrijven kwetsbaar. Ze hebben altijd gewerkt vanuit de gedachte dat de slag moet worden gewonnen op de kosten. Daardoor onderscheiden ze zich en maken ze veel voor weinig. Als door het dereguleren van markten dan prijzen gaan schommelen en wellicht structureel omlaag gaan, dan komen dat soort bedrijven al snel in een negatieve kasstroom terecht. Dat hebben we gezien toen de melkprijs een duikeling maakte. Banken vingen dat probleem op maar blijven dat niet doen.”
Als de markt weer gereguleerd wordt, is het probleem opgelost?
“Nee. De tweede premisse waarop het model stoelt, is dat boeren vrijelijk kunnen beschikken over het platteland. De discussie over megastallen laat zien dat deze tijd achter ons ligt. Het platteland heeft deels een andere functie gekregen; minder mensen zijn met de agrarische sector verbonden.”
We moeten terug naar kleinschalige bedrijven.
“Niet alleen kleinere, ook meer zelfvoorzienende bedrijven. Het is tijd om een boerenlandbouw te omarmen. Daarmee bedoel ik een landbouw met bedrijven die soeverein zijn; die niet of veel minder afhankelijk zijn van de aankoop van kunstmest, veevoer et cetera. Een landbouw waarbij zoals we in Friesland zeggen wat minder over de dam hoeft te worden gesleept. Een landbouw ook die meer doet met zijn omgeving, of het nu gaat om het zorgen voor natuur en landschap of recreatie.”
“In de markt heb je weinig te vertellen als je moet opboksen tegen enorme toeleveranciers en afnemers van je product.”
De boer is tegenwoordig te weinig boer meer?
“Het Plan Mansholt ging ervanuit dat boeren te verknocht zijn aan hun grond. Die minutieuze kennis van de bodem, dat hoefde niet meer. Daarnaast werd vastgesteld dat het grote verschil tussen boeren en ondernemers zit in de houding tegenover krediet. Boeren waren altijd spaarders geweest en moesten meer lenen. Wat toen door echt slimme mensen is bedacht, kan nu wel worden afgeschreven. De relatie met de bodem is cruciaal, schulden maken kwetsbaar en in de markt heb je weinig te vertellen als je moet opboksen tegen enorme toeleveranciers en afnemers van je product.”
Waar begin je, als boer?
“Doelbewust verkleinen door een deel van het bedrijf te verkopen en de opbrengsten te gebruiken voor het bouwen aan een andersoortig bedrijf. Goed, ik begrijp dat sommige bedrijven echt vast zitten. Als je in de Flevopolder zit en je hebt net een schuur voor je aardappelen laten bouwen, kun je minder gemakkelijk overschakelen. Dan moet je doorwerken tot je die schuur hebt afbetaald.”
Denkt u niet dat technologische vooruitgang grootschaligheid in de hand werkt?
“Het is geen automatisme dat technologische vooruitgang grootschaligheid bevordert. Integendeel, nieuwe of steeds meer betaalbare technologie kan kleinschalige landbouw helpen. Denk aan de compacte verwerking van producten. In Italië zie je al allerlei mobiele units in gebruik bij zuivelaars, om kaas te maken, en zelfs mobiele slachterijen. Denk ook aan technologie die eerst alleen betaalbaar was voor supermarkten maar die nu ook gebruikt kan worden voor het runnen van boerenwinkels. Daarmee kunnen boeren een deel van de marge die nu terechtkomt bij de verwerking zelf houden.”
Want de margeverdeling is oneerlijk verdeeld, zoals ex-landbouwminister Cees Veerman vaststelde in zijn advies aan de Europese Commissie.
“De voedingsmiddelenindustrie is de enige maakindustrie die de afgelopen decennia steeds bredere marges is gaan maken. Ik kijk ook met zorg naar de grote fusies en overnames in de agrochemie, waar Bayer nu Monsanto wil overnemen. Zoiets moet de mededingingsautoriteiten wakker schudden, want macht in de voedselketen is wat anders dan macht in de auto-industrie.”
Kunnen boeren zelf ook een antwoord vormen op die macht van afnemers en toeleveranciers?
“Daar moet je als boeren ook een antwoord op formuleren en ik vind dat Nederland in dat opzicht achterblijft bij andere landen. Ik was laatst in Frankrijk waar akkerbouwers samen een varkenshouderij hebben opgezet en een exportbedrijf voor luzerne. De mest wordt deels vergist en met de hitte die daarbij vrijkomt wordt de luzerne gedroogd. Een ander deel van de mest wordt door de boeren zelf gebruikt op het land. De varkenstak betekent een risicospreiding. Zo kun je door samenwerking schaalvoordelen behalen zonder de kleinschaligheid op te geven.”
Wat gaat u doen na uw vertrek bij Wageningen UR?
“Ik houd toegang tot de faciliteiten van de universiteit, dus ik ben nog niet helemaal weg. En ik blijf ook twee keer per jaar een paar weken doceren aan de grootste en meest prestigieuze landbouwuniversiteit van China, in Beijing. Daarnaast ben ik nog als adviseur actief in Brussel en ook voor het landbouwministerie in Italië. Ik blijf gewoon werken, alleen niet meer zoveel en op dezelfde plaats als nu.”