Coronasteun voor groentetelers is verschillend vastgesteld dan voor handelaren. Een handelaar vocht een stevige korting aan en verloor.
Steun uit de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 is in 2021 definitief vastgesteld. Een handelaar kreeg € 297.655 toegekend, maar meent recht te hebben € 405.208. De handelaar meent dat hij kosten voor het storten van onverkochte producten mag aftrekken van de omzet in coronatijd. Dat geldt ook voor kosten voor retourzendingen en beredderingskosten. De lagere omzet – en daardoor brutowinst – maken daarmee een hoger steunbedrag mogelijk. Het ministerie van landbouw wijst die kostenaftrek af en komt daarmee op een lager steunbedrag.
Verschil in regelingen teler en handel
Het handelsbedrijf wijst op andere uitkeringsberekeningen waarbij wel tot die vaststelling is gekomen met kostenaftrek. De rechter wijst in een beroepszaak bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op verschillen in de regeling voor telers en handelsbedrijven. De handelaar heeft als voorbeeld een teeltbedrijf genoemd, maar daarbij wordt rekening gehouden met omzetverlies door Corona. Bij handelsbedrijven is een daling van de brutowinst de factor waarover de steun wordt berekend.
Toelichting op regeling vermeldt berekeningswijze
In de zaak speelt een circulaire van GroentenFruit Huis een rol. Die circulaire is echter niet leidend, stelt het ministerie, en ook de rechter. In de regeling staat zelf niet de berekeningswijze voor groothandelaren vermeld, maar wel in de toelichting.
CBb: “Voor groothandelaren geldt dat het begrip bruto winst wordt gehanteerd. De inkoopwaarde van de betreffende producten moet in mindering worden gebracht op de omzet om tot deze brutowinst te komen.”