‘Groei zit er nu goed in’

Cees van Tiggelen uit Halsteren gaf half juni in deze rubriek al aan dat het resultaat van zijn asperges waarschijnlijk lager zou uitvallen dan andere jaren.

Nu hij alles op een rijtje heeft gezet, blijkt dat vermoeden ook uit te komen. De productie is gemiddeld zo’n 25 procent lager uitgevallen, met een per saldo 10 tot 15 procent lager eindresultaat. “De prijs heeft nog wat kunnen compenseren, maar niet alles dus.”

De hergroei kwam moeizaam uit de startblokken. “Waar na de langste dag loof op stond, kwam er na de langste dag niets meer bij, dat was zowel het geval op de oudere percelen, als in de aanplant van vorig jaar. Er stond toen het eerste schot op, en verder leek het stil te staan. Sinds een week of drie, nadat het wat warmer is geworden, is het omgeslagen: nu begint het allemaal hartstikke door te groeien. Die late start hoeft nog geen gevolgen te hebben als we tot november een mooi najaar krijgen. Gaat het vroeg vriezen, dan ben een groeimaand kwijt.”

Net als het aspergegewas, heeft het onkruid ook de weg naar boven gevonden. “Dat is in onze biologische teelt is dat wel een probleem. Spuiten is immers geen optie. Er ligt wel folie op de ruggen, maar het vuil ziet toch kans om door gaatjes en langs de aspergestengels te ontwikkelen. Je ziet van alles, maar vooral melde. Die heb je in allerlei soorten, van klein tot groot. Ik heb het idee dat bij ons de hele grote soorten het goed doen. In deze fase durf je amper nog mechanisch iets te doen, want je zit er niet op te wachten stengels te verliezen.  We zijn nu bezig het vuil handmatig te verwijderen, maar dat valt nog niet mee.”

Met ziekten en plagen valt het tot op heden gelukkig wel mee. Toen de loofgroei niet wilde vlotten, zagen we wel meer kevers. We hebben er toen niets tegen gedaan, de weersomstandigheden waren er ook niet naar. We kunnen spuiten met aaltjes (Steinernema spp), daarvoor heb je droge omstandigheden en een voldoende hoge temperatuur nodig. Inmiddels hebben natuurlijke vijanden het overgenomen. We zien hier en daar nog wel een keverlarfje, maar niet in verontrustende aantallen.”