Het biologisch areaal land- en tuinbouw in Nederland is in 2013 met 2 procent gegroeid tot 49.400 hectare. Vijftien procent van de bedrijven is actief in tuinbouw.
Het biologisch areaal beslaat daarmee 2,7 procent van het totale landbouwareaal in Nederland. Dat blijkt uit cijfers van het Compendium voor de Leefomgeving. Het biologisch areaal beslaat een veel kleiner deel van het totaal dan in onder meer Oostenrijk (19 procent), Zweden (16 procent) en Tsjechië (13 procent)
Het Compendium stelt vast dat de sterke groei van het areaal biologische landbouwgrond eind jaren 90 zich vanaf 2004 niet verder doorzette. Tussen 2004 en 2009 was sprake van slechts een geringe toename. Na een kleine opleving in 2010 en 2011 is de groei weer afgezwakt. De omvang van de sector blijft ook relatief achter bij Duitsland, waar het biologische areaal meer dan 1 miljoen hectare beslaat.
In 2013 telde Nederland 1.440 biologische landbouwbedrijven. Ruim 41 procent van de biologische landbouwbedrijven betreft een graasdierbedrijf, in de meeste gevallen een melkveehouderij. 15 procent betreft tuinbouwbedrijven. Gemengde bedrijven en akkerbouwbedrijven hebben ieder een marktaandeel van 13 procent. Hokdierbedrijven zijn goed voor 12 procent.
In de gangbare landbouw liggen verhoudingen anders. Combinatiebedrijven zijn in de gangbare sector goed voor slechts 5 procent. De aandelen van graasdierbedrijven en akkerbouwbedrijven liggen met respectievelijk 54 en 18 procent een stuk hoger dan in de biologische sector. In Nederland is een tekort aan biologische zuivel, waardoor met name uit Denemarken biologische zuivel wordt ingevoerd.
De landelijke spreiding van biologische bedrijven volgt ruwweg de landelijke spreiding van gangbare bedrijven. Alleen in Flevoland en Noord-Brabant zijn grote verschillen te zien. In Flevoland is het aandeel van biologische bedrijven met 10 procent viermaal zo groot als het aandeel van gangbare bedrijven. In Noord-Brabant is het aandeel juist de helft kleiner.