Beschikbaarheid en het onderling delen van data speelt een grote rol in de glastuinbouw. Op bedrijfsniveau, om meer uit de teelt te halen, maar ook om de energievoorziening veilig te stellen en passend overheidsbeleid te bewerkstelligen.
Bij gebruik van data denken telers vooral aan optimalisatie van de teelt in de kas. Zelfs op internationaal niveau heeft datagebruik echter invloed op de tuinbouw, zo blijkt tijdens een telersevent ‘Van data naar doen’ bij Tomatoworld in Honselersdijk, een initiatief van Glastuinbouw Nederland, Hoogendoorn Growth Management, Kas als Energiebron, LetsGrow.com, Plant Empowerment en Tomatoworld.
Van generieke regels naar zinvoller middelengebruik
Zo’n 90 tot 95% van al het landbouwbeleid waar telers mee te maken hebben, komt uit Brusselse EU-afspraken. De eerder voorgestelde SUR-gewasbeschermingswet wilde harde generieke doelen in vermindering van kilo’s werkzame stof per hectare, zonder oplossingen te bieden zoals versneld beschikbaar krijgen van groene middelen of aandacht voor IPM-strategieën in de glastuinbouw. Gelukkig wil de Europese Commissie deze omstreden wet intrekken.
Om van zulke generieke regels naar zinvoller middelengebruik per kilo product te kunnen komen, is de beschikbaarheid van data uit de teelt van groot belang. Zeker in de Nederlandse glastuinbouw is die wel beschikbaar. Maar in andere lidstaten, zoals Roemenië en Bulgarije, ontbreken databases, waardoor het voor de EU heel lastig is om toegespitst beleid te maken waarin bijvoorbeeld geïntegreerde gewasbescherming wordt geïntegreerd.
Kaders voor uitwisseling van data
Daarnaast is de EU Data Act in het leven geroepen, bedoeld om onder andere machtsmisbruik van data te voorkomen en om randvoorwaarden te scheppen die onwettige datadeling voorkomen. Door onwetendheid en onervarenheid met de praktische uitwerking daarvan wordt makkelijk de handrem gezet op data-uitwisseling. Dit biedt juist grote kansen, bijvoorbeeld om energiegebruik per bedrijf te monitoren en te delen en om nog gerichter energiebesparings-maatregelen te kunnen treffen. Of om bureaucratie af te bouwen, dankzij datadeling van feiten tussen publieke en private partijen. Of om in heel Europa het gewasbeschermingsmiddelgebruik per kilo geoogst product te benutten om een effectief IPM-beleid te voeren.
Data kan administratieve werkdruk opleveren
Bij al die data-aanlevering voor verschillende doelen moet er wel voor gewaakt worden dat telers niet bureaucratisch overbelast gaan worden met allemaal rapportages die ze moeten gaan aanleveren. Een centrale database waar gegevens slechts één keer ingevoerd hoeven worden, en dan voor verschillende rapportages uitgesplitst doorgegeven kunnen worden, bespaart daarbij veel werk. Daarbij moet er uiteraard heel goed worden gewaakt over wat je als teler open deelt, en wat je aan informatie bij je houdt.
Extra administratieve belasting dreigt ook bij Europese CSRD-regelgeving om bedrijven duurzaamheid transparant inzichtelijk te laten maken. Grote ondernemingen worden op allerlei gebieden verantwoordelijk om daartoe data aan te leveren, zoals onderbouwing van de CO2-footprint. Er zijn potentieel zo’n 90 items/onderwerpen die aandacht vragen, met ongeveer 1.100 achterliggende datapunten (zoals specifieke verbruikscijfers) om inzicht in duurzaamheid te geven.
Gevolgen van CSRD op glastuinbouw
De meeste glastuinbouwbedrijven zullen te beperkt zijn van jaaromzet en aantal medewerkers om aan die verplichting te moeten voldoen. Maar wel is te verwachten dat grote ondernemingen bij telers zullen gaan aankloppen om allerlei data in de achterliggende keten te verzamelen, om zo hun bedrijfsduurzaamheidsbeleid te onderbouwen. Zo kunnen banken beoordeeld gaan worden op de duurzaamheid van de bedrijven die ze financieren. Daarvoor zullen ze dan bijvoorbeeld bij telers het energie-gebruik gaan opvragen.
Het zal dus oppassen worden om niet massaal administratieve lasten voor teeltbedrijven te gaan creëren voor het aanleveren van een enorme berg informatie, maar prioriteiten te stellen welke data echt impact heeft op duurzaamheid. Klein beginnen, en waar nodig later opschalen. En liefst in een uniforme vorm, zodat bijvoorbeeld bij transport niet voor de ene partij totale transportkilometers aangeleverd moeten worden en voor weer een ander de CO2-footprint daarvan per hectare.
Stabiel elektriciteitsnetwerk nodig
Ook op het gebied van de energievoorziening is data van energievraag en -teruglevering cruciaal, zeker bij de krappe ruimte op het elektriciteitsnet en het beheer van de stabiliteit daarvan. Daarvoor zou het goed zijn als glastuinbouwbedrijven ook netbeheerders en andere stakeholders deelgenoot te maken van hun individuele energie-data, uit onder andere de klimaatcomputer. Dit kan helpen om in lokale gebieden voldoende ruimte in het elektriciteitsnet te houden en stabiliteit in het net te bewaren, en overheden beter inzicht te geven in welke dimensionering van het elektriciteitsnet echt nodig is. Juist de glastuinbouw met zijn flexibiliteit kan daar een bijdrage aan leveren.
Teeltbehoefte
Telers spelen sterk in op wisselende elektriciteitsprijzen door gunstige inkoopmomenten te kiezen voor onder andere belichting. Het is de vraag in hoeverre de teelt daarbij nog de leidende factor blijft in de belichtingsstrategie. Ook is het de vraag of de plant de lijdende factor met een lange ij wordt, waarbij aan/uit-schakelen en dimmen van belichtingslampen voor de benodigde fotosynthese voor productie en plantontwikkeling ondergeschikt gemaakt wordt aan de stroomprijzen op bepaalde momenten.
Daarbij moeten andere teeltfactoren als temperatuur, watergift en CO2 steeds worden aangepast aan de variërende belichtingstijden, om balans in het gewas te bewaren. Voor die sturing is data uit gewasregistratie nodig, waarvan de verwachting is dat dit in de toekomst steeds meer geautomatiseerd zal gaan gebeuren.
In geautomatiseerde teeltaansturing is veel mogelijk, maar daar is wel eerst voldoende onderliggende data voor nodig. Daarbij gaat het onder andere voor het bepalen van grenzen: waar gaat het gewas er te veel van lijden dat belichting wordt uitgezet, ten opzichte van het voordeel van het vermijden van elektriciteit-inkoop op de duurdere momenten? Zo geven plantsensoren bijvoorbeeld al aan dat het geven van extra licht aan planten, dan een tijdje te weinig licht, en daarna weer meer licht, dat de hersteltijd na die tekortperiode lang is. Lichtintegratie blijkt een stuk lastiger en gevoeliger dan temperatuurintegratie.