Of we ze nu van harte welkom heten of met de nek aankijken, Nederland zal zijn broodnodige arbeidsmigranten ook dit arbeidsseizoen weer moeten huisvesten. Dat zorgt in tal van gemeentes door heel Nederland voor enige controverse. Maar ondertussen wordt er flink gebouwd. Op tuindersbedrijven en grootschaliger op bedrijventerreinen.
Aardbeienteler Jan van Meer is deze winter behalve met het voorbereiden van zijn nieuwe teelt vooral druk bezig geweest met het bouwen van onderkomens voor niet minder dan 120 arbeidsmigranten. Plukkersflats, Labour Hotels, Flexwonen, hoe we het ook noemen, als ze maar goed kunnen slapen. Een Polenhotel hoeft het bij Van Meer sowieso niet te heten, want de mannen en vrouwen die hier aan het werk zijn of het komend seizoen zullen zijn, spreken nog maar voor 10% Pools. Groter zijn de groepen Litouwers en sinds kort ook Roemenen. En een enkele Hongaar.
Verschillende nationaliteiten
Lastig, al die nationaliteiten? Voor ooit de brandende kwestie op welk kanaal de televisie in de recreatieruimte aan moest is die grotere diversiteit niet meer zo relevant. “Ze zitten meest op hun eigen kamer met hun tablet of laptop. Goede en snelle WiFi is nu het belangrijkste”, zegt Van Meer.
Ook het realiseren van tweepersoonskamers ziet de aardbeienteler als een pluspunt, waarmee hij zijn bedrijf aantrekkelijker maakt voor werkzoekenden van achter het voormalig IJzeren Gordijn. De eerste kamers heeft hij al vergeven. “Ik geef stelletjes voorrang. En daarna de mensen die hier al jaren komen.”
€ 10.000 per slaapplaats
Het bewoonbaar maken van de gelijkvloerse bedrijfsgebouwen die ooit nog door zijn vader op het erf achter het huis aan de Rithsestraat werden neergezet ten behoeve van de varkenshouderij, kost zo’n € 10.000 per slaapplaats. Dat is inclusief alles, het benodigd sanitair, de centrale keuken, de ruimtes met de wasmachines tot en met het sportveldje waar met name de Roemenen elke dag een balletje komen trappen. Inclusief dus ook een heus nieuw en metershoog ballennet om er vanaf te zijn dat elke andere minuut er weer een bal de tuin van Van Meer en zijn vrouw in komt vliegen.
Goedkoop is het niet, maar wél helemaal gecertificeerd. Van Meer is namelijk een van de tuinders die als pilotprojecten dienen voor certificeerder SGS. Die kwam al bij Van Meer over de vloer voor keurmerk Global GAP. En SGS controleert nu ook op het voldoen aan alle eisen rond het Agrarisch Keurmerk Flexwonen.
Keurmerken
Dat keurmerk is, net als de eisen van de Stichting Normering Flexwonen, gebaseerd op de nationale intentieverklaring huisvesting. LTO Nederland kwam samen met vakbonden FNV en CNV in februari naar buiten met het keurmerk. Op een klein aantal punten wisten de sociale partners in de tuinbouw het de afgelopen jaren maar niet eens te worden met de Stichting Normering Flexwonen. Vooral over de arbeidsmigranten die voor korter durende arbeidspieken naar Nederland komen en hier dus ook maar kort hoeven te wonen kwam geen overeenstemming.
“Het gaat in de land- en tuinbouw wel om 100.000 mensen die we moeten onderbrengen”, stelt Wim van den Boomen van Glastuinbouw Nederland. “Als je weet dat die maar een paar weken tot een paar maanden bij een tuinder komen werken, dan zijn de vereiste vierkante meters per persoon minder zwaarwegend dan voor langer durend verblijf.”
Het gaat volgens Van den Boomen om veel meer dan alleen die vierkante meters of het aantal personen per toilet. Ook het beperken van overlast voor omwonenden door woon-werkverkeer is van belang. En het feit dat wonen op het bedrijf zelf ook betekent dat er continu toezicht is. “Een ander voordeel is dat vrijkomende agrarische gebouwen hiervoor kunnen worden benut. Dat gaat verpaupering van het buitengebied tegen.”
Factureren huur
Het grootste voordeel dat LTO en de bonden hiermee de werkgevers en werknemers bieden, is misschien wel de belofte dat de administratieve rompslomp van het apart moeten factureren van de huisvestingskosten verleden tijd kan worden. Om de huur in te kunnen houden op het loon van arbeidsmigranten moet huisvesting gecertificeerd zijn. Daar heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eisen voor, vastgelegd in de Wet Aanpak Schijnconstructies en de Wet Minimumloon.
Met het keurmerk van SNF bijvoorbeeld zat je goed. Maar de meeste onderkomens bij tuinders voldeden daar dus op een paar punten niet aan. Geen certificaat dus en daarom moesten tuinders de afgelopen jaren maar zien dat ze hun huur kregen, cash of via bankoverschrijving. Jan van Meer: “Sommigen betalen het meteen. Of zelfs vooruit. Maar er zijn ook zat mannen die thuis een vrouw hebben die zodra het loon op de rekening komt het er meteen af pint. En ook vaak genoeg maken we mee dat onze medewerkers in eigen land te maken hebben met loonbeslag, vanwege schulden. En dan sta je achteraan met je vordering.”
SZW dubt over ingroeimodel
Of deze frustratie de tuinders dit jaar bespaard blijft is nog onzeker. Voordat het agrarisch keurmerk door de Raad van Accreditatie is goedgekeurd is tuinbouwjaar 2019 alweer voorbij. Van den Boomen: “We hebben bij SZW gepleit voor een ingroeimodel. Met de pilot, zoals bij Jan van Meer, tonen we aan dat het volgen van het keurmerk goede huisvesting oplevert. Hangende de goedkeuring door de Raad van Accreditatie zouden de telers met ons keurmerk daarom alvast toestemming kunnen krijgen voor het op het loon inhouden van de huursom.”
Daarvoor zou ook niet al een audit hebben hoeven plaatsvinden. Om niet te veel afzonderlijke controleurs op de bedrijven te laten komen is voor de controle van huisvesting aansluiting gezocht bij dezelfde controleurs die toch al bij de meeste tuinders langs komen voor GlobalGAP, PlanetProof of Field2Fork. Het zou voor SZW voldoende kunnen zijn te weten dat er ergens in de komende maanden een alomvattende controle ingepland staat. SZW heeft overigens nog geen besluit genomen op het verzoek van de sociale partners voor dat ingroeimodel.
Gemeente kritisch
Het zelf kunnen realiseren van gecertificeerde onderkomens voor buitenlandse medewerkers is en blijft ook onderhevig aan de kritische blik van de gemeente. Voor aardbeienteler Jan van Meer in het buitengebied van Breda gold altijd al dat de gemeente voor 40 bedden sowieso een bestemmingswijziging van agrarisch naar logies-verblijf kon vergunnen. Door die beperking moesten ook tientallen elders slapen, onder meer op de roemruchte camping Fort Oranje. Op voorwaarde van goed overleg met de omwonenden heeft de gemeente de vergunning uitgebreid tot 120 bedden.
Westland
Goed overleg met de omwonenden is ook in Westland een belangrijke voorwaarde. Daar streeft de gemeente naar het realiseren van 2.000 bedden extra voor de hier werkende arbeidsmigranten. “En dan zijn we er nog lang niet”, stelt wethouder Karin Zwinkels. “In onze gemeente werken 12.000 arbeidsmigranten. Daarvan staan er ruim 4.000 bij de gemeente ingeschreven, die dus ook hier wonen.” Die andere 8.000 komen elke dag uit omliggende gemeentes zoals Den Haag, Delft en Rotterdam het Westland in, met alle verkeersbewegingen van dien.
Wethouder Zwinkels benadrukt graag dat de gemeente slechts het kader geeft waarbinnen werkgevers grootschalige arbeidshotels kunnen realiseren. “Wij bouwen en realiseren zelf niets. Wat wij als gemeente hebben gedaan is een ontwikkelkader formuleren met 8 stappen waaraan locaties moeten voldoen. In een register kunnen potentiële initiatiefnemers van zo’n locatie zich inschrijven en een plan bedenken. Dat plan wordt besproken met omwonenden en op basis van die gesprekken desgewenst aangepast. Dan wordt de raad om advies gevraagd en uiteindelijk moet B en W een besluit nemen.”
Het gaat de gemeente erom dat alleen partijen die zelf ook daadwerkelijk mensen aan het werk hebben in het Westland initiatief nemen voor grootschalige onderkomens met grofweg tussen 100 en 350 bedden. Overleg met buurtbewoners in een heel vroeg stadium is daarbij belangrijk. Als er een kansrijke locatie is gevonden, dan worden daar de omwonenden en de gemeenteraad tegelijk over geïnformeerd. Waarna er een informatiebijeenkomst wordt belegd.
‘Kost tijd’
Zwinkels: “Er zijn de afgelopen weken een paar van die bijeenkomsten geweest. Ik was daarbij aanwezig, maar ik heb in dit stadium als wethouder nog geen rol. Pas als de initiatiefnemer ook daadwerkelijk een aanvraag indient gaat het college van B en W kijken of het aan alle gestelde eisen voldoet. Dat gaat dan vervolgens het gebruikelijke traject in van zienswijzen en eventuele bezwaren.”
De nu voorliggende locaties in het Westland zijn goed voor duizend extra bedden, waarvan een deel misschien in de loop van dit jaar beschikbaar kan komen. Zwinkels: “Het kost tijd en met die 1.000 of zelfs de genoemde 2.000 zijn we er dus nog lang niet. Da’s een zorg. Er zijn tuinders die niet kunnen uitbreiden, niet omdat ze de mensen niet kunnen vinden, maar omdat ze ze niet kunnen huisvesten. Iedereen hier snapt dat het nodig is. Maar dan niet hier, zeggen ze dan tegen me, dáár weet ik nog wel een plekkie.”
Zelfs in dé tuinbouwgemeente van Nederland weten ze tegenwoordig wat ‘not in my backyard’ betekent.