De Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) voor groenten en fruit is toe aan herziening. En dan graag met helderder doelen die wél gehaald kunnen worden.
Met ingang van dit nieuwe jaar is de uitvoering van de Gemeenschappelijke marktordening voor groente en fruit overgeheveld van het Productschap Tuinbouw naar het ministerie van Economische Zaken. Wel zo duidelijk, want uiteindelijk werden al veel langer in Den Haag de beslissingen genomen over welke activiteiten wel en niet in aanmerking kwamen en komen voor dit Brusselse geld.
Hoe onhelder dat geworden is, mag blijken uit de rechtszaken die nu lopen over schorsingen en terugvorderingen. De GMO is hard toe aan een herziening. Daarbij geldt wat mij betreft: hoe grondiger hoe beter. Want zelfs in de kern van de vier doelstellingen rammelt het.
Waar allemaal om begonnen
De Europese Commissie vat de doelen van de GMO zelf als volgt samen. “Verbetering van het concurrentievermogen en de marktgerichtheid van de tuinbouwsector teneinde bij te dragen tot het bereiken van een duurzame productie die zowel op binnenlandse als buitenlandse markten concurrerend is (1), beperking van schommelingen in de inkomens van telers als gevolg van crisissen op de markt (2), verhoging van de consumptie van groenten en fruit in de Gemeenschap (3) en voortzetting van de door de sector geleverde inspanningen om het milieu te handhaven en te beschermen (4).”
Daar is het de EU allemaal om begonnen. Zijn die doelen sinds de GMO ook dichterbij gekomen? Doelstelling 2, het beperken van inkomensschommelingen in elk geval niet. Kijkt u daar de recente grafieken van het LEI nog maar even op na.
Doelstelling 3, het verhogen van de consumptie van groente en fruit, blijft ook een hersenschim passend in het rijtje van goede voornemens voor het nieuwe jaar die al op die gevreesde derde maandag van januari mislukt blijken (de zogenaamde Blue Monday, overigens een wetenschappelijk Broodje Aap-verhaal)
Doelstelling 4, milieubescherming, dat gaat in Nederland nog helemaal zo slecht niet; al wordt de laatste tijd wel gemopperd met name over resten van chemische gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater.
Concurrerend met wie of wat?
En dan doelstelling 1. Het verbeteren van het concurrentievermogen en marktgerichtheid om bij te dragen aan een duurzame productie die – nogmaals – concurrerend is op zowel binnenlandse als buitenlandse markten.
Wat staat daar nou eigenlijk? Brussel investeert mee met tuinders, die gezamenlijk willen investeren om beter te kunnen concurreren. Maar concurreren met wie? Met andere productie en producenten? Van binnen of buiten de EU? Die dan misschien niet duurzaam zijn? Klinkt bijna als concurrentievervalsing.
Of concurreren met andere schakels in de keten? Zo voelen tuinders het wel. In de wandelgangen wordt GMO gezien als een regeling die aanbodbundeling ten doel heeft. Dat kan inderdaad kloppen, voor zover aanbodbundeling tot verbetering van dat concurrentievermogen leidt. In Nederland heeft vijftien jaar GMO in elk geval niet tot meer aanbodbundeling geleid. Bij de start van GMO waren telers immers al massaal lid van afzetcoöperaties. Dat zijn ze nu nog steeds, zij het niet meer allemaal van dezelfde organisaties.
In Nederland is het meest in het oog lopende effect van die Brusselse GMO-gelden geweest dat er productiecapactiteit bij kwam. En aangezien er elders ook eerder productie bij kwam dan dat er productie wegviel, is GMO alleen maar gepaard gegaan met meer en meer overaanbod.
Kortom: op doelstellingen 2, 3 en 4 mag na de komende hervorming van GMO best wat pittiger ingezet worden. Maar doelstelling 1, dat is een zaak van de markt zelf. Het is zinloos om met politieke middelen en publiek geld tuinders te stimuleren om meer marktgericht en concurrerend te laten zijn. Dat is voor 100 procent hun eigen verantwoordelijkheid. En aan de manier waarop ze door de markt worden afgerekend merken ze vanzelf of ze dat goed doen. Het is wél een taak van de politiek om te controleren of de bovenliggende partij in die markt geen misbruik maakt van haar positie. En bij welke partij de mededingingsautoriteiten dan moeten zijn, dat weten we allemaal.