Het verschil tussen berekende kosten en de ook daadwerkelijk betaalde kosten kan een schijnbaar negatieve kosten-opbrengstenverhouding in de praktijk toch positief doen uitslaan. Dat geldt meer voor vollegrondgroente- en fruitbedrijven dan voor glasgroentetelers.
Het LEI heeft dit verschil in het vandaag gepresenteerde Landbouw-Economisch bericht inzichtelijk gemaakt voor de periode van 2009 tot en met 2013. In de figuur hiernaast zijn in blauw de berekende kosten weergegeven en in rood de betaalde kosten. De gele lijn staat voor de rentabiliteit.
Op glastuinbouw- en intensieve veehouderijbedrijven maken de betaalde kosten een groter deel uit van de totale kosten dan bij andere bedrijfstypen. Dat betekent ook dat de rentabiliteit, het totaal van de opbrengsten die per 100 euro kosten wordt gerealiseerd, bij die bedrijfstypen op een hoger niveau moet liggen om een inkomen te halen. Waar fruittelers gemiddeld met een rentabiliteit van 90 prima uit de voeten kunnen, zal dat voor glastuinders een financiële ramp betekenen.
Het hoogste aandeel betaalde kosten komt voor in de niet-grondgebonden sectoren glastuinbouw, pluimvee en varkenshouderij. Van oudsher werken de grondgebonden bedrijven met een relatief grotere inzet van eigen arbeid en kapitaal. Schaalvergroting zorgt er voor dat ook in de vollegrondsgroenteteelt het aandeel betaalde kosten toeneemt, voor de periode 2009-2013 naar meer dan 80 procent. In de glastuinbouw is het al zo’n 95 procent. In de fruitteelt is het maar net iets meer dan 75 procent.
Van gezins- naar familiebedrijf
Doordat bedrijven een groter deel van de gerealiseerde opbrengsten aan kosten betalen daalt de inkomensmarge. Dat betekent dat bedrijven gevoeliger worden voor schommelingen in de opbrengsten en de kosten. Dit gegeven onderstreept het toenemende belang van en aandacht voor risicomanagement op land- en tuinbouwbedrijven, aldus het LEI.
Ondanks de toename van het aandeel betaalde kosten in de land- en tuinbouw voltrekt het proces van schaalvergroting zich nog steeds in belangrijke mate binnen de proporties van het gezinsbedrijf. Een toename van het aandeel betaalde kosten laat wel zien dat er naast het traditionele gezinsbedrijf, ook ruimte is voor bedrijven waar dezelfde generatie samenwerkt of die in staat zijn een of meer medewerkers marktconform te belonen waardoor gezinsbedrijven transformeren naar familiebedrijven.
Bij de berekende rente, zoals opgenomen in de berekende kosten, geldt dat in de loop van de tijd de bedrijfsopzet van het gemiddelde bedrijf sterk is gewijzigd, maar dat de berekende rente nog nagenoeg gelijk is aan die van begin van deze eeuw. Het balanstotaal en het eigen vermogen zijn door herwaarderingen en groei van bedrijven sterk toegenomen, maar de rentevoet is juist sterk gedaald.