Tijdens een bijeenkomst Precisie Gewasbescherming en Weerbaarheid in de Praktijk konden telers hun inzicht vergrootten in efficiënte strategieën en technieken om een toekomstgerichte duurzame plantgezondheid na te streven.
Er blijven steeds minder chemische werkzame stoffen over als toegelaten correctie tegen ziektes en plagen. Dit vraagt onder andere verhoogde inzet op plantweerbaarheid. Plus extra aandacht voor precisiebespuitingen, om middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten, en om nieuwe groene (contact)middelen met een optimale bladbedekking op de plant te krijgen. In een aantal demonstratieprojecten wordt getoond wat er in diverse gewassen mogelijk is, bij ziektes en plagen waarvan telers hebben aangegeven dat er zich in de praktijk problemen voordoen met de beheersing daarvan.
Tijdens een kennismiddag bij Botany in Meterik (L.), mede georganiseerd door Glastuinbouw Nederland en stichting Versterking Tuinbouwcluster Greenport Venlo, waren diverse van deze demonstraties te bekijken. Deze zijn gericht op bewustwording bij telers hoe belangrijk het is om goed aandacht te geven aan spuittechniek, -onderhoud en -uitvoering. Het zijn dus geen onderzoeksproeven waar statistisch onderbouwde conclusies uit voortkomen.
Homogene bladbedekking
Zo wordt in een vergelijkende demonstratie bij paprika gekeken wat spuittechniek en watervolumes voor effect hebben op de bestrijding van groene perzikluis. Daarbij is het groene middel Neudosan vier keer toegepast. Bij de onbehandelde planten schoot het gemiddelde aantal bladluizen per blad al snel omhoog naar een ongeveer tien keer zo grote populatie. Een bevestiging van hoe cruciaal een goede luisbeheersing in paprika is.
De oorspronkelijk gehanteerde watervolumes bleken onvoldoende bladbedekking te geven, dus werden ze verhoogd. Het grotere watergebruik bleek effectiever dan de toepassing met minder water, in middeleffectiviteit en in verminderde populatieopbouw van luis. Een spuitmast met magnetische ondersteuning van MagrowTec gaf een betere homogene bladbedekking. De hoeveelheid vloeistof per blad verschilde echter niet van de standaard Teejet-spuitdop. En de gelijkmatiger bladbedekking van de Magrow-techniek resulteerde onder deze specifieke proefomstandigheden niet in een significant betere luisbestrijding.
Elektrostatisch spuiten
Volgens Hans Beerkens van Mertens kan een beter resultaat met magnetisch ondersteund spuiten wel het geval zijn bij toepassing van een ander middel, bij een andere plaag of onder andere spuitomstandigheden. In praktijkproeven gaf de Growmast wel voordelen. De techniek met een magneet zorgt ervoor dat zowel het aandeel heel grove druppels minder wordt als het aandeel heel fijne druppeltjes. Dit verbetert het spuitresultaat. Want fijne druppels geven meer kans op verstuiven en wegwaaien, grove druppels veroorzaken makkelijker afdruip. Er is dus altijd een balans in druppelgrootte nodig, met druppels die voldoende groot zijn voor een goede doordringing in het gewas en die tevens voldoende klein zijn om een goede gelijkmatige verdeling te creëren. Voordeel van elektrostatische spuittechniek is dat deze vrij makkelijk op bestaande apparatuur is te plaatsen. Waarbij wel in de gaten gehouden moet worden dat het magneetblok niet tegen meer agressieve ontsmettingsmiddelen kan.
Er zijn ook telers waar het zonde van de investering is. Bijvoorbeeld omdat ze er veel te hard mee blazen. Je ziet de bladeren dan alle kanten op vliegen
De mooiste spuitresultaten komt Beerkens tegen bij luchtondersteund spuiten. Het is wel een dure techniek. “En je moet er zorgvuldig mee omgaan. Er zijn ook telers waar het zonde van de investering is. Bijvoorbeeld omdat ze er veel te hard mee blazen. Je ziet de bladeren dan alle kanten op vliegen.” Bij een juiste toepassing van deze techniek wordt het spuitmiddel juist rustig en heel goed door het in beweging gebrachte gewas heen geleid, wat resulteert in een betere indringing en een egalere verdeling van de spuitdruppels. Het spuitresultaat is soms bijna 80% beter dan bij een standaard spuitmachine, en het aantal bespuitingen kan in de praktijk soms beperkt worden.
Een optimale bladbedekking is uiteindelijk het resultaat van een juiste combinatie van spuitdruk, spuitvloeistofvolume, rijsnelheid en doptype. Bij vertikale spuitmasten heeft het onder een juiste hoek omhoog spuiten vaak de voorkeur, omdat de onderkant van het blad meestal het lastigste te raken is. Vanwege het belang van die goede spuithoek op de spuitboom, en vermindering van de kans op afdruip, heeft heen-en-weer spuiten in de gewaspaden niet de voorkeur van de adviseur. Een spuitmast heeft linker en rechter spuitdophouders. Beerkens komt nog regelmatig tegen dat na onderhoud linker en rechter doppen verwisseld gemonteerd worden, wat een verkeerd spuitbeeld veroorzaakt.
Hulpstoffen
Ook bij aardbei lijken voordelen te behalen met precisiebespuitingen. Bij meeldauwbestrijding in aardbei, met de groene middelen Serenade, Fado en Vitisan, bleek toepassing van een extra spuitdop gunstig voor het effect van de bespuiting, in combinatie met een hulpstof waarbij de druppels beter op het blad blijven hangen. Het resultaat was 80% tot 90% beter dan bij de onbehandelde aardbeiplanten. Ook een extra dop die van onderaf spuit, heeft een positief effect.
Toevoeging van hulpstoffen helpt de druppels met actieve stof op de juiste plek te brengen. Al zijn het volgens adviseur Caroline van den Hoek van Syngenta geen wondermiddelen voor alle omstandigheden. Elke hulpstof heeft één duidelijke hoofdfunctie, bijvoorbeeld als uitvloeier, opnameverbeteraar of hechter.
Zeker bij groene middelen vraagt de bladbedekking vaak extra aandacht, waar hulpstoffen een ondersteunende rol in kunnen vervullen. Waarbij niet overdreven moet worden. Zo moet zeker voorzichtig omgegaan worden met superuitvloeiers, die makkelijk afdruip of verbranding van bladrandjes kunnen veroorzaken.
Komkommerproeven
In het project Weerbare komkommer wordt een chemievrije teelt nagestreefd. Onder andere via de inzet van organische substraten, die vergeleken worden met steenwol. Daarbij worden drie watergeef-strategieën aangehouden. Die combinaties maakten bijvoorbeeld dat het substraat in een van de behandelingen nog niet verzadigd was, terwijl het andere al overliep. De wortelvorming verliep op steenwol in het begin iets beter en sneller dan bij organisch substraat, al vielen zichtbare verschillen in doorworteling later weg.
Op de steenwolmatten is meer trips teruggevonden dan bij kokos of de Lensli-matten met organisch materiaal. Toegepaste biostimulanten kunnen de weerbaarheid van het komkommergewas vergroten. Wel bleek aangieten met biostimulanten en groene middelen te resulteren in hogere nitriet-gehaltes, doordat biostimulanten zuurstof gebruiken. Tijdens het bezoek aan de demonstratieprojecten was het nog te vroeg om uitspraken te doen over wat de beste strategieën zijn.
Meeldauw in komkommer
In een demonstratie met meeldauw in komkommer zijn variaties aangebracht in spuittechnieken en watervolumes. De strategie met drie biologische middelen laat zien dat het gunstig is om deze bijtijds preventief in te zetten. Een week langer wachten met de inzet van een biologisch middel had een groot effect op het groter worden van de meeldauwaantasting. Bij elk type beproefde spuitmast viel te constateren dat er bij grote watervolumes een kleine afname in meeldauwbestrijding plaatsvond. Wat ook wel logisch is, omdat meeldauw vooral aan de bovenkant van het blad zit. De bestrijdende werking is dan minder als er spuitvloeistof van het blad afdruipt.
Net zoals eerder beschreven bij de bladluisproef bij paprika’s, had ook bij komkommer de Growmast geen betere werking dan de standaard mast met Teejet-spuitdop, maar wel een egalere bladbedekking. De Growmast met 80 graden spuithoek had in deze vergelijking een beter effect dan de 40 graden variant, waar in andere demonstraties daarentegen meer doppen met een kleinere hoek een beter spuitresultaat opleverden. Optimalisatie is dus altijd heel specifiek per gewas, spuittoepassing en teeltomstandigheden.
Invloed in wortelmilieu
Een voedingsproef bij chrysant bevestigt waarnemingen bij meerdere andere gewassen: een hogere stikstofconcentratie leidt tot meer suikers, wat de plant aantrekkelijker maakt voor luis. De aantasting was dan ook groter bij hogere N-gehaltes. Ook hogere EC-waarden vinden plaaginsecten aantrekkelijker. Zo was bij een hoge EC meer trips waar te nemen. Op de plantkwaliteit had aanpassing van de voedingsoplossing tot nu toe geen negatief effect, dus dat is geen belemmering om deze strategie toe te passen. Wel moeten versgewichtmetingen aan het eind dit nog bevestigen.
Een hoeveelheid microleven in het substraat met voldoende biodiversiteit helpt om de plantweerbaarheid te vergroten, en dus ziekteverwekkers minder kans te geven. Maar er is nog weinig bekend over specifieke relaties tussen nuttig bodemleven en pathogenen, dus wordt in eerste instantie ingezet op algemene verbetering van de robuustheid en weerbaarheid van bodems en substraten. Wel blijkt uit evaluatie van analyses van Eurofins onder andere dat het aantal teruggevonden soorten vaak toeneemt in de loopt der tijd. In kasgrond blijft de diversiteit in bodemleven stabieler dan bijvoorbeeld in kokos-substraatmatten.