Het aantal grauwe ganzen in Nederland bedraagt momenteel circa 300.000 exemplaren. Dat is, gekeken naar de toenemende schade in de land- en tuinbouw, veel te veel en zou omlaag moeten naar circa 100.000.
Daarvoor moeten de komende vijf jaar zo’n 380.000 dieren worden afgeschoten, zo blijkt uit berekeningen van Alterra Wageningen UR.
Zonder ‘aantalsregulatie’ groeit de populatie grauwe ganzen in ons land naar verwachting door tot bijna 3 miljoen ganzen. Om met ‘zomeronttrekking’ (afschieten in de zomer) binnen één jaar van de huidige 300.000 naar 100.000 ganzen te komen, moeten 280.000 ganzen worden gedood. Hier zitten veel jonge ganzen bij uit dat betreffende broedseizoen.
Om het doel van de G7 – een overleggroep met daarin onder andere Natuurmonumenten, LTO, de Vogelbescherming, agrarische natuurorganisaties en Staatsbosbeheer – binnen de afgesproken vijf jaar te bereiken, bedraagt het aantal te onttrekken ganzen in totaal circa 380.000. De G7 heeft zich tot doel gesteld om in vijf jaar de landbouwschade van ganzen terug te brengen naar het niveau van 2005 door het planmatig reduceren van de populatie.
Aanpak op de lange termijn
Als het aantal van 100.000 eenmaal is bereikt, blijven forse inspanningen nodig om dat te handhaven. Modelberekeningen van Alterra geven aan dat zowel het onklaar maken van eieren, zomeronttrekking en het jaarrond onttrekken tot verlaging van de populatiegroei zullen leiden.
Jaarlijks 124.000 eieren onklaar maken als enige maatregel is echter niet realistisch omdat dan een zeer groot deel van de nesten gevonden moet worden. Bij onttrekking in de zomerperiode gaat het om 25.000 ganzen. Bij jaarrond onttrekking gaat het om 37.000 ganzen per jaar, omdat in de winter ook uit het buitenland afkomstige trekkende ganzen geschoten moeten worden.