In elkaar grijpende crisissen op de markten voor energie, arbeid en woningen zouden een giftige cocktail kunnen blijken voor het vraagstuk van huisvesting van arbeidsmigranten. Maar daar staat tegenover dat minister De Jonge er € 100 miljoen en een speciale taskforce tegenaan gooit voor het meer en sneller bouwen van flexwoningen.
Aardbeienteler Jan van Genderen heeft eind oktober op de piek van zijn najaarsteelt in de kas zo’n 200 medewerkers rondlopen. De vrouwen en mannen die uit het buitenland komen om te werken op het bedrijf in Bemmel worden nu nog suboptimaal gehuisvest in trailers en andere mobiele woningen. Van Genderen hoopt daar snel een wél optimale oplossing voor te kunnen bieden.
“Hopen en verwachten is wat anders”, zegt hij er meteen bij. Want hij had wel op een iets kortere doorlooptijd van zijn nieuwbouwproject voor 400 ‘bedden’ gehoopt. “Met de gemeente zijn we eruit. Nu zitten we in de fase dat er allerlei onderzoeken moeten worden gedaan voor de bouw kan beginnen. En we gaan in gesprek met de mensen hier in de buurt.”
Goede huisvesting bieden
Het plan bestaat uit verschillende gebouwen, die waarschijnlijk in twee of drie fases zullen worden neergezet. De slaapplekken zullen worden aangeboden als een optionele service. “Het is voor de mensen die hier komen werken géén verplichting om ook woonruimte bij ons te huren”, benadrukt Van Genderen. In de discussie over huisvesting van arbeidsmigranten als verdienmodel stelt hij, dat gezien de kosten die hij met de nieuwbouw maakt, hij er niet snel op zal verdienen.
“Daar gaat het ons ook niet om. We willen goede huisvesting bieden aan onze mensen, tegen een marktconform tarief.” Hoe hoog dat voor de nieuwe onderkomens zal zijn, kan Van Genderen nog niet zeggen. “Het gaat er uiteindelijk vooral om wat de mensen netto overhouden.”
Negatief in de media
In de media en de politiek gaat het vaak over wat er misgaat. Incidenteel door de Arbeidsinspectie of bouw- en woningtoezicht aangetroffen misstanden krijgen meer publiciteit dan al die redelijk tot zeer goed geregelde slapplekken voor de tussen 600.000 en 800.000 arbeidsmigranten die in Nederland plukken, bouwen, bedienen, zorgen, slachten, klussen en pakketjes doorsluizen. Goed nieuws is geen nieuws. En het tekort van 125.000 woonplekken voor arbeidsmigranten kan dan ineens meer een probleem van overlast en mensonterende toestanden lijken dan een knelpunt voor het functioneren van onze economie.
De positieve kant van de hardwerkende arbeidsmigrant die op onze krappe arbeidsmarkt zorgt dat het werk toch nog gedaan wordt, komt impliciet en expliciet de laatste maanden ook goed in het nieuws. Schiphol, de NS en de horeca spreken boekdelen.
Dit jaar is er bovendien parallel aan elkaar een aantal campagnes op poten gezet om het imago van de arbeidsmigrant én van de flexwoningen die door allerhande ondernemers voor ze worden gebouwd te verbeteren. Daarbij was ook oud-fractievoorzitter van de VVD Klaas Dijkhoff betrokken.
‘Wonen kan niet wachten’
Dijkhoff en zijn partners bij het communicatiebureau Sue & the Alchemists hebben in opdracht van onder meer Otto Workforce, Homeflex, NE People, maar ook Rabobank en Greenport Venlo, de publiekscampagne ‘Wonen Kan Niet Wachten’ de wereld in geslingerd. Om de huiver die bij burgers en buitenlui leeft bij ‘flexwonen’ te counteren.
“Kern van de campagne is dat je als gemeentebestuur of als huisvester niet alleen maar focust op wat je zelf wilt bereiken en dat gaat zenden”, adus Dijkhoff. “Maar stel je de vraag hoe het werkt in de hoofden van de mensen die je wilt bereiken. Zijn die geïnteresseerd in de macrocijfers van de economie? Of bereik je die door te schetsen dat zonder de arbeidsmigranten groenten en fruit staan te verrotten op het veld of in de kas en de pakketjes niet bezorgd worden?”
Lees ook: Klaas Dijkhoff: ‘Bouw flexwoningen voor alle doelgroepen’
Maar dan het beeld dat boze burgers graag oproepen, dat er ook woningnood is voor starters op de woningmarkt en spoedzoekers. Daarom is dit ook geen campagne over woningen alleen voor arbeidsmigranten, maar flexwonen voor iedereen.
“En dan kom je op de beelden die bestaan over flexwoningen. Namelijk dat het fantasieloze witte containers zijn. Als tuinder denk je misschien: zo snel en zo goedkoop mogelijk. Maar denk liever: zou ik er zelf willen wonen, zou ik mijn studerende kinderen er willen laten wonen? Dus prima als een gemeente flexwoningen voor arbeidsmigranten wil bouwen, maar mooier nog als het voor alle doelgroepen is. Dat is de boodschap aan de gemeentepolitiek: als je woningzoekenden tegen elkaar gaat uitspelen, dan help je uiteindelijk niemand. Dan ben je luchtkastelen aan het verdelen onder je eigen achterban.”
3D-bril in wooncomplex
Onderdeel van de campagne is dat wethouders en gemeenteraadsleden met een 3D-bril in een wooncomplex van flexbouwbedrijf Kafra kunnen rondlopen. Ze kunnen ook zelf komen kijken of een nachtje slapen. Om eventuele vooroordelen over kwaliteit en duurzaamheid van van flexwoningen weg te nemen.
Dijkhoff ziet dat in de Haagse politiek het beeld aan het omslaan is. Minister Hugo de Jonge lijkt inmiddels de grootste fan van flexwonen, als een snelle én goede manier om in 2030 die 900.000 nieuwe woningen te hebben gebouwd. “Maar het Rijk heeft de gemeentes nodig om dat te bereiken. Dat weet ik sinds ik als staatssecretaris verantwoordelijk werd voor de opvang van vluchtelingen.”
‘We merken er niets van’
Eerder dit jaar bracht het Expertisecentrum Flexwonen het boekje ‘We merken er niets van’ uit. Tien voorbeelden van geslaagde huisvesting van arbeidsmigranten. Tien zeer vergelijkbare verhalen. Tevreden bewoners, tevreden buren, tevreden eigenaren, tevreden gemeentebestuurders. Allemaal pas een, twee of hoogstens drie jaar oud. Maar ook opvallend: zeer uiteenlopende huurprijzen. En dat loopt nogal uiteen.
Het goedkoopst uit is de arbeidsmigrant bij komkommerteler Polman in Erica (Dr.): € 45 per week. In de huisvesting voor 240 arbeidsmigranten, die in Bladel (N.-Br.) is gebouwd, kun je huren voor € 50 tot € 85 per week. In de Kafra Tower in Venray (L.) (klinkt mega, maar is een toch nog relatief bescheiden vier lagen hoog, neergezet door de bekende flexbouwer Jan Snel) kost het € 85 per week, net als bij Stay at Cox, op het aardbeienbedrijf van Guus Cox. De gemeente Zevenaar (Gld.) liet een kantoor ombouwen tot 182 onderkomens die voor maximaal € 90 per week door arbeidsmigranten gehuurd worden. Wonen in een van de 360 units grote arbeidshotel van uitzendbureau NL-Jobs in Middenmeer (N.-H.) kost € 102 per week. In een vierpersoonsappartementen van Atik Uitzendbureau in Roosendaal (N.-Br.) betaalt een huurder € 125 per persoon per week. Het duurst is een arbeidsmigrant uit in het veelgeprezen Westlandse project Elsenbosch, waar een arbeidsmigrant € 125 tot € 130 per week kwijt is.
Alleen de woningen van woningcorporatie Zeeuwland in Renesse zijn nog duurder, maar daar is dan ook sprake van wonen en niet van logies, zoals in de andere voorbeelden. De verplaatsbare Tiny Houses zien eruit als kleine vakantiehuisjes, huurders wonen er permanent.
Het minimale bedrag
Dat de Drentse komkommerteler het minst in rekening brengt voor onderdak verbaast Inge Bergsma-de Vries niks. Haar bedrijf met soortgelijke mobiele units ligt op een steenworp afstand. En haar tarief is volkomen vergelijkbaar. “Je moet huur vragen”, legt ze uit. “Maar wij brengen het minimale bedrag in rekening.”
De Vries zat vorige maand in de uitzending bij Jeroen Pauw. In zijn serie over hoe vol Nederland is, mocht zij de tuinbouw vertegenwoordigen in een discussie over arbeidsmigranten. Ze zat daar tegenover Petra Bolster van de FNV, die te hoop loopt tegen huisvesting als verdienmodel. Bolster noemde een bed voor € 110 per week voor een Poolse werknemer die maar 16 uur per week werk krijgt en ook nog moet betalen voor reiskosten van en naar Polen en van en naar het werk.
“Dat is ook schandalig. Maar kom daar niet mee aan bij tuinders. Ons verdienmodel is komkommers telen. Zouden we wonen als verdienmodel hebben, dan betalen we het uiteindelijk toch, want woont een medewerker slecht, dan werken ze ook niet goed.” Bergsma-De Vries heeft de helft van de arbeidsmigranten zelf in dienst en de andere helft via een uitzendbureau. Maar wonen doen ze allemaal bij het bedrijf, tachtig mensen in de units op het erf en nog eens veertig in huizen aan de laan.
Dat het bij sommige uitzendbureaus misgaat in de verhouding tussen wat ze moeten betalen voor onderdak en wat ze verdienen in de uren die ze kunnen werken, ligt volgens Bergsma-De Vries vooral bij de prikkel die uitzendbureaus geven aan degenen die de mensen werven. “Als je beloond wordt voor het aantal mensen dat je naar Nederland weet te halen, hoe streng ga je dan zijn in je werving en selectie? Met als gevolg dat er ook veel ongeschikte mensen naar Nederland gehaald worden en naar onze bedrijven worden gestuurd, Problemen die je in je thuisland hebt met alcohol en drugs neem je gewoon mee. Dat geeft een groot probleem voor het wonen en werken binnen een bedrijf.”
Inspiratieboek LTO
En dat voegt dan weer een verhaal toe onder het door FNV breed uitgemeten motto ‘het gaat heel vaak mis’. Maar het gaat dus nog veel vaker goed. Glastuinbouw Nederland schat het in hun publicaties over arbeid voorzichtig in op 90% waar alles tiptop in orde is. LTO Nederland had dan ook geen moeite met het vinden van acht prima voorbeelden van huisvesting van arbeidsmigranten door tuinbouwondernemers op hun bedrijf, gebundeld in een in mei verschenen ‘inspiratieboek’, vergelijkbaar met de publicatie van het Expertisecentrum.
‘Doe ook wat aan de kwantiteit’
“De algemene lijn is: telers willen graag bouwen”, zegt Hans Koehorst van LTO Nederland. “Daar zijn regels en een beleid van de gemeente voor nodig. Dat loopt nog te vaak moeizaam.” Als nu vanuit het Rijk een verruiming van de mogelijkheden kan worden geboden, bijvoorbeeld door het stimuleren van de bouw van flexwoningen, ‘dan juichen wij dat toe’, aldus Koehorst. “Toen Roemer met zijn aanbevelingen kwam, ging het veel over de kwaliteit van huisvesting. Wij zeiden toen meteen al: heel goed, maar doe ook wat aan de kwantiteit. Bijvoorbeeld met een bouwopgave per provincie en per gemeente.”
Iets dergelijks komt er nu voor het onderbrengen van vluchtelingen en statushouders. Kunnen die verplichtend opgelegde inspanningen in de weg zitten van het snel wegwerken van het tekort aan bedden voor arbeidsmigranten? “Dat hoeft niet”, denkt Koehorst. “Zeker waar telers is toegestaan om huisvesting op hun eigen bedrijf te realiseren botst dat niet.”
Short- en long-stay
Johan van der Craats van het Expertisecentrum Flexwoningen is het daar mee eens. “Je wilt geen concurrentie op doelgroepen. Nu zitten zogeheten short-stay arbeidsmigranten in huizen waar ook long-stay woningzoekenden zouden kunnen wonen, in rijtjeshuizen en appartementen in de woonkernen. Dat geeft vervreemding en weerstand in de buurt. Eenvoudig en snel te bouwen flexwoningen zijn voor die short-stayers een prima oplossing. Die moeten niet in rijtjeshuizen.”
Short-stay arbeidsmigranten moeten niet in rijtjeshuizen
Dat gemeenten door Roemer worden aangemoedigd tegenover het woningtekort een breed woningbouwbeleid te zetten, snapt Van der Craats. Maar dat betekent zeker niet altijd dat er ook overal zou moeten worden ingezet op gemengd-wonenprojecten, waar groepen als arbeidsmigranten, starters, spoedzoekers, statushouders en vluchtelingen onder een dak wonen. Het woningtekort voor arbeidsmigranten is daarvoor te groot. Dat staat nog los van het feit dat gemengd-wonenprojecten geen woonoplossing zijn voor short-stay arbeidsmigranten’ .”
Voor verschillende groepen spoedzoekers – waaronder arbeidsmigranten – is de deze zomer aangekondigde ‘Taskforce versnelling tijdelijk wonen’, met een budget van € 100 miljoen voor jaarlijks 15.000 flexwoningen en 15.000 ombouwwoningen heel mooi. “Maar voor de huisvesting van arbeidsmigranten is uiteindelijk niet geld het probleem. De bottleneck zit hem in de aandacht die lokale overheden voor deze problematiek hebben. En in de communicatie met omwonenden. Goed blijven luisteren, naar de zorgen vooraf en óók nadat de bouw gereed is en de mensen er in zijn getrokken. Dan wil je dat men zegt: ‘We merken er niets van’.”