We schrijven 2012, streekproducten zijn hot. Zo hot zelfs dat provincies en gemeenten er zich mee gaan bemoeien.
Nederland gaat terug naar de oertijd: wat je van dichtbij haalt is goed. We willen weten waar het vandaag komt. Terug naar de plek waar noeste arbeiders dag en nacht krom hebben gelegen. Boertjes met een hoge aaibaarheidsfactor. Idyllische boerenschuren waar HACCP-normen niet gelden. Tijd wordt ingeruimd, complete ambtenarenapparaten met burgemeester en wethouders staan tijdens vergaderingen klaar om ondernemende boertjes te steunen. Voorzichtig zet ik mijn eerste schreden in het wereldje van samenwerking met provincie en gemeenten. Toch apart. Tot dan had ik alleen maar begrepen dat deze organisaties er zijn voor handhaving en tegenwerking.
Winkel open
We schrijven 2014, mijn winkel is een feit. Door alle enthousiaste reacties vanuit de omgeving, de gemeente en de media heb ik de stap gewaagd. Trots wordt hij geopend door heel veel enthousiaste mensen uit de buurt. Onze burgervader houdt een prachtige speech. ‘Een verrijking voor het dorp, toegevoegde waarde, food miles.’ Hij vernoemt intussen nog drie keer een concurrent, maar dat neem ik dan maar op de koop toe.
Mooi klantenbestand
We schrijven 2017, we hebben een mooie klantenbestand. De mensen die overblijven, zijn enthousiast en genieten van de nostalgie. Het is een prachtige winkel met oer-Brabantse gezelligheid. Iedereen die binnenkomt is onder de indruk, zelfs het toilet is veranderd in een plank met gat. Wie ik sindsdien niet meer gezien heb, is het hele ambtelijke apparaat met burgemeester en wethouders.
Mocht het fout gaan, dan heb ik nog een voordeel. Mijn oudedagsvoorziening is geregeld. Ik kan dadelijk als ik oud en versleten ben, gaan wonen in een prachtige hooiberg met een geluidsarme slaapkamer met airco (koelcel). Mijn douche is ‘invalide-proof’ met een grote goot (snijkeuken) en koken kan ik als de beste met al dat professionele materiaal in en om mijn kookeiland.