Het nieuw te vormen kabinet heeft in het regeerakkoord vermeld dat de product- en de bedrijfsschappen worden opgeheven. Laat duidelijk zijn dat dit geen nieuw gegeven is. De Tweede Kamer heeft immers eind vorig jaar al een motie aangenomen tot het opheffen van de schappen.
De discussie of het erg is dat de productschappen worden opgeheven is wellicht leuk voor analisten en historici maar doet voor nu niet ter zake. Waar het om gaat is hoe de zaken geregeld moeten worden zonder productschappen. De LTO Vakgroep vollegrondsgroente heeft al sinds jaar en dag aangedrongen op een beperkt aantal taken bij de productschappen. Dat zijn:
- uitschrijven van verordeningen specifiek voor de sector;
- collecteren van gelden om zaken te regelen die iedereen aangaan;
- alle andere zaken behoren door belangenorganisaties, ketenpartijen en ondernemers(groepen) te worden gedaan. Dat het PT buiten deze basistaken heeft geopereerd, heeft meegewerkt aan de stelling in dit regeerakkoord.
Verordeningen
Voor uitvoeren en uitschrijven van verordeningen zal LTO nadrukkelijker bij het ministerie van Economische Zaken ingangen moeten vinden om wetgeving te regelen. Nu is meer wetgeving zeker geen speerpunt van LTO, integendeel. Logischer is om zaken via convenanten, gedragscodes, keuringen of certificeringen te regelen (bijvoorbeeld een knolcyperus-verordening in samenspraak met keuringsdiensten en gedragscode voor grondgebruikers). Het is de verantwoordelijkheid van de ondernemers en LTO om in gesprek te gaan met de omgeving en verstandige afspraken te maken.
Collectief geld
Voor het collecteren van geld is het opheffen van de productschappen het resultaat van een al langer lopend proces in de ontwikkeling tot een nieuwe collectiviteit. Dat is een geheel van kleine collectieven, themagedreven en oplossingsgericht. Als knelpunten écht knellend zijn, is er altijd een mogelijkheid te vinden met belanghebbenden om tot oplossingen te komen.
Voor innovatie is iets anders aan de gang: De R&D bij ondernemers zit bij Willie Wortels die achter de schuur machientjes in elkaar lassen en gebruiken. Soms zelf, soms samen met de buurman of met het mechanisatiebedrijf en dikwijls ook met ketenpartijen. Deze kracht en deze initiatieven gaan de basis vormen voor innovatie in de toekomst. Daar hoort uitwisseling bij binnen gesloten groepen. Financiering van deze initiatieven is divers maar via eigen investering gekoppeld aan subsidies of projecten wel degelijk te vinden. Deze werkwijze zien we al een paar jaar in de vollegrondsgroente, dikwijls gelinkt aan de studieclub.
Met het verdwijnen van de productschappen zullen innovators verder voorop gaan lopen. Dat is geen uitholling van collectiviteit maar dat is ontwikkeling van de sector die past bij een opschaling en een steviger positie in de keten. Dat LTO aansluiting moet houden bij deze voorlopers is vanzelfsprekend. Het helpt als de eensgezindheid binnen de vollegrondsgroentesector ook bij de rest van LTO gaat landen.