Sommigen dromen van weer een echte minister van Landbouw. Maar zou dat economisch gezien zoden aan de dijk zetten? Of kan een goede verstandhouding met een burgemeester belangrijker zijn dan wel of geen eigen minister?
In de afgelopen verkiezingstijd was de nostalgische roep van vele agrarisch ondernemers voor terugkeer naar het ministerie van Land- en Tuinbouw zeer groot. Opvallend detail: de grootste pleitbezorger was de partij die destijds verantwoordelijk was voor het opdoeken van het toenmalige ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Jaren later zou je kunnen zeggen ‘beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald’. Maar ik vraag me nu nog steeds af voor welk probleem de heroprichting van een ministerie, behalve politiek opportunisme, een oplossing is. We hebben tenslotte niet alleen bar slechte staatssecretarissen gehad…
Snakken naar een krachtige leider
Het is de tijdsgeest waarin velen snakken naar een verlosser of krachtige leider. En telkens na de verkiezingen raken diegenen die hopen diep teleurgesteld dat er in hun dagelijkse leven niets of te weinig is verbeterd. Persoonlijk geloof ik niet in kant-en-klare oplossingen voor ingewikkelde problemen.
Prijsrisico
Voor agrarisch ondernemers is dat ingewikkelde probleem het prijsrisico. Het grootste risico ligt altijd bij diegene die het product maakt. En niet bij diegene die waarde of kosten toevoegt. Er is geen magische oplossing, die ervoor gaat zorgen dat alle agrarisch ondernemers opeens een eerlijke prijs krijgen. En ik verwacht dat die er de komende vier jaar ook niet gaat komen. In de Quote 500 barst het van de rijke land- en tuinbouwleveranciers. Veel meer nog dan de door sommige ‘verwenste’ supermarktondernemers. Naar rijke boeren of tuinders kun je zoeken tot je een ons weegt. Helaas is er voor agrarische producten geen relatie tussen risico en rendement. De prijs die een ondernemer ontvangt, is afhankelijk van de schaarste van zijn product. Een boerenwijsheid die doorgaans nog altijd geldt.
Invloed politiek is gering
In een open economie als de Nederlandse is de invloed van de politiek op de economie sowieso gering. Als exportland zijn we in veel zaken afhankelijk van Europa maar vooral van onze oosterburen. In Het Financieele Dagblad las ik een vurig pleidooi van econoom Mathijs Bouman voor open grenzen en vrije handel. Ook voor een land dat prima alles zelf kan produceren, is handel met andere landen voordelig. Het is economisch gunstig als landen zich specialiseren in het product waarin ze relatief het beste zijn. Op Twitter deelde ik een tabel waaruit blijkt dat Nederland het allerhoogste scoort in agrarische sectoren bij de export van vee, voedingsmiddelen en groenten & fruit. En we presteren onder het gemiddelde bij de export van bijvoorbeeld transportmiddelen. Voor de welvaart in zowel Duitsland als Nederland is het dus beter als wij groenteboer en keurslager van Duitsland blijven en Duitsland onze autodealer.
Koffiedrinken met de Bürgermeister
Vorig jaar was ik op bezoek bij een Nederlandse klant, die eigenaar is van een grote kwekerij in Duitsland. Hij vertelde mij het volgende: “In Duitsland betaal je als ondernemer de helft van je belastingen aan de lokale overheid. Als je wilt uitbreiden of een vergunning nodig hebt ga je koffiedrinken met ‘Der Bürgermeister’. De gemeente voelt het direct in hun portemonnee als ze ons geen ruimte geven om te ondernemen. Bovendien zijn we als grote werkgever belangrijk voor de lokale werkgelegenheid.” Lijkt me een prima vertrekpunt voor onze nieuwe minister van land- en tuinbouw.