Doorgaan naar artikel

‘Een gruwelijke hekel aan slecht zaad’

Goed zaad voor groentetelers in tropische landen. Dat is de missie van East-West Seed, opgericht door Simon Groot uit Enkhuizen. Met wereldwijd succes én erkenning. Hij is de eerste Nederlander die de prestigieuze World Food Prize krijgt, ook wel de agrarische Nobelprijs genoemd.

Wereldverbeteraar of ondernemer? Simon Groot noemt zichzelf in de eerste plaats een vakman. Een ‘zaadman’, om precies te zijn. Tuinders voorzien van goed zaad, dat noemt de ondernemer uit Enkhuizen zijn allerbelangrijkste drijfveer. En die heeft hem ver gebracht. Dit najaar ontvangt Groot in Des Moines (Iowa, VS), als eerste Nederlander ooit, de prestigieuze World Food Prize. Hij krijgt hem vanwege de bijdrage van het door hem opgerichte bedrijf East-West Seed (EWS) aan de verbetering van de positie van kleine boeren in tropische landen. EWS voorziet nu bijna 20 miljoen kleine telers van speciaal voor hen ontwikkelde groentezaden en heeft daarmee hun opbrengsten én hun inkomen drastisch verbeterd. Dat alles met als uitgangspunt: niet hulp, maar handel helpt mensen in arme landen vooruit.

Simon Groot: "Zeggen dat 'Farmer Saved Seed' de wereld moet redden, is gewoon het miskennen van 100 jaar veredeling."  - Foto: EWS

Simon Groot: “Zeggen dat ‘Farmer Saved Seed’ de wereld moet redden, is gewoon het miskennen van 100 jaar veredeling.” – Foto: EWS

Simon N. Groot (1934) is oprichter en nog steeds erevoorzitter van groentezadenbedrijf East-West Seed. Het door Simon Groot opgerichte East-West Seed heeft zijn hoofdkwartier in Bangkok en levert groentezaden in 60 landen aan ruim 19 miljoen telers. De jaaromzet is rond de € 150 miljoen. Er zijn 5.400 medewerkers, waarvan een kwart werkzaam in R&D. Zo combineert de ondernemer zaken met het goede doel. Hij ontving daarvoor eerder de Mansholt Business Award van Wageningen UR en in oktober krijgt hij in Des Moines (Iowa, VS) de World Food Prize uitgereikt ($ 250.000). Groot komt uit een familie van zaadproducenten. 3 van zijn 4 kinderen zijn werkzaam in het bedrijf, waarmee al de zevende generatie in de zaadsector zit.

Veel waardering

Ondanks zijn hoge leeftijd is Groot nog steeds erg actief in het bedrijf en reist hij veel. Ook is het oogsttijd wat betreft de waardering voor zijn werk. Onlangs haalde hij in de Filipijnen een eredoctoraat op. Het hoofdkwartier van EWS staat in Bangkok en ook daar komt hij met enige regelmaat. En in oktober dus naar Iowa. Thuis in Enkhuizen staat een bescheiden kantoor: EWS International.

Over een andere boeg

Toen hij met EWS begon, had Groot al een half werkzaam leven achter de rug bij het familiebedrijf Sluis & Groot dat zijn betovergrootvader Nanne Jansz Groot uit Andijk in de 19e eeuw had opgericht. Toen dat in 1980 werd verkocht aan het Zwitserse Sandoz (nu Syngenta), gooide hij het over een andere boeg. “Ik had geen zin om voor de nieuwe eigenaren te werken. De penetratie van het grootkapitaal kwam op gang. Ik dacht, wat zal ik ’s doen in de tweede helft van mijn leven? En toen ben ik in die tropische groente terechtgekomen.” En nu staat er een indrukwekkend bedrijf dat miljoenen boeren en hectares voorziet van zaad. In veel zuidelijke landen is EWS wat betreft groentezaad groter dan de top-3 van grote zaadbedrijven, blijkt uit de Internationale ’Access to seed index’.

Uien

Het begon op de Filipijnen met uien. Telers gebruikten importzaad uit Amerika, maar hadden geen goede opslag. Groot: “Ze hadden wel koelhuizen, maar die waren niet geventileerd. Aan het eind van het bewaarseizoen zaten honderden vrouwen die uien te sorteren, 30 tot 40% was rot. Toen zag ik mogelijkheden voor positieve massaselectie. Heel simpel: uit een partij van 10.000 uien haal je er 500 die nog goed zijn en daar ga je mee door. Na een paar jaar hadden we uienras met minder uitval. Dat was zakelijk voor ons de doorbraak, want de handel wilde wel een paar cent meer betalen voor die uien. Dat was dus nog niks hybride en fancy veredeling.”

Een groenteverkoper in Jakarta. Simon Groot: "In Azië hebben we het aardig voor elkaar. Nu staat Afrika in de belangstelling." - Foto: ANP

Een groenteverkoper in Jakarta. Simon Groot: “In Azië hebben we het aardig voor elkaar. Nu staat Afrika in de belangstelling.” – Foto: ANP

Kennisverspreiding onderdeel van werkwijze

Van het een kwam het ander. EWS introduceerde nieuwe groenterassen en paste bestaande gewassen aan aan behoeften van de boeren en de lokale markt. Kennisverspreiding werd een integraal onderdeel van de werkwijze. Zo werd tropisch Azië veroverd. Groot: “We zitten nu eigenlijk een beetje op hetzelfde punt als 35 jaar geleden toen we begonnen. In Azië hebben we het aardig voor elkaar en nu staat Afrika in de belangstelling. Daar zijn zorgen over de voedselvoorziening van de toekomst en de bevolkingsgroei. Uiteindelijk moet het net zo als we in Azië hebben gedaan: je moet de lokale mensen de kans geven het vak te leren.”

Wat is uw voornaamst drijfveer geweest: een bedrijf opbouwen of problemen in de wereld aanpakken?

“Zie het in historisch perspectief. Dat zaad in West-Friesland heeft een lange geschiedenis. Mijn over-overgrootvader was een van de leidende figuren. Dat waren allemaal zeg maar calvinistische Andijkers. Het allerbelangrijkste was: het zaad moet goed zijn. Het moest betrouwbaar zijn; soort-echt. Dat was de eerste doelstelling. Als op het zakje staat: Amsterdamse Bak-wortel, dan moet er niet per ongeluk van alles doorheen zitten. Het ergste wat je de boer kunt aandoen, is dat hij een zakje zaad koopt en er zit iets anders in. Soortechtheid is primair. Nu is dat vanzelfsprekend, toen was het een doorbraak.”

En u zelf, wilde u arme mensen vooruit helpen of een markt ontwikkelen?

“Ik weet niet of je dat moet scheiden. Ik ben een serieuze zaadman en ik vind dat zaad goed moet zijn. Dat is mijn primaire drijfveer. Ik zag dat slechte zaad en dacht: dat is niet in orde, dat deugt niet. Ik heb een gruwelijke hekel aan slecht zaad, dat is het ergste wat er is. Het is bijna een morele kwestie. Die mentaliteit zit hier in Noord-Holland heel diep, vanuit de historie. Heel veel vaklui hebben dat. Daarbij heb ik gekozen voor een bedrijfsmatige vorm. Dat biedt continuïteit – als je het goed doet. Ontwikkelingshulp is te vaak op kortetermijnsuccessen gericht. Wij hebben er 20 jaar over gedaan voor we break-even draaiden.”

U levert niet alleen zaad, maar ook alles wat erbij hoort om dat zaad tot zijn recht te laten komen. Vooral kennis, maar ook afzetmogelijkheden.

“Dat klopt en dat noem ik marktontwikkeling. Ontwikkelingshulp is marktontwikkeling. Bekijk het systeem in zijn geheel en benoem de zwakke schakels. Dat wordt nog te weinig begrepen bij de instituten. Het gaat erom dat je een markt op gang weet te brengen. Dát is ontwikkelen. Het hele systeem moet geïntegreerd zijn. Tot en met de consument die zegt: ‘Nou, die meloen van jullie, die vind ik toch het lekkerste.’ Daar hoort dus ook die handelaar bij die het opkoopt en die de meerwaarde van jouw product herkent.”

Met de introductie van nieuwe zaden verandert dus veel meer dan alleen de opbrengst?

“Neem de tropische pompoen. Daar hebben wij de eerste hybride voor ontwikkeld. Dat was altijd een achtertuingewas, van Afrika tot de Filipijnen. En iedere boer had zijn eigen zaad. Gevolg: de vruchten waren allemaal verschillend. Niemand in de handel kon er iets mee. Door het introduceren van goede hybrides, vaak met nieuwe resistenties erin, kwam er ook een uniforme kwaliteit. En toen zei de handel: ‘Daar willen we wel een premie voor betalen.’”

Die hele beweging voor zogenaamd farmer saved seed is hiermee dus volledig ondermijnd. Daarmee kun je geen uniforme kwaliteit handhaven

“Ik kwam in Nairobi op een markt. Daar stonden allemaal vrouwen met pompoenen. Ik zei: ‘Waarom heb je zoveel rare soorten?’ Het antwoord was: ‘Elke boer heeft zijn eigen soort, want iedereen gebruikt alleen eigen zaad.’ Maar daar kan de handel niks mee. Die hele beweging voor zogenaamd farmer saved seed is hiermee dus volledig ondermijnd. Daarmee kun je geen uniforme kwaliteit handhaven. Voor de handel is dat boerenzaad vaak een ramp! De Postcodeloterij adverteerde laatst dat ze geld geven aan Oxfam Novib die dit propageert. Daar heb ik me aan geërgerd. Blijven jullie nou van die groente af, want je weet niet wat daar gebeurt, denk ik dan.”

Introductie van nieuwe, commerciële rassen kan toch leiden tot verschraling van de genetische diversiteit. Deelt u die zorg niet?

“Die verschraling moet je op een andere manier oplossen. Daar zijn wij ook volop mee bezig. Van de gewassen die wij veredelen hebben we enorme eigen genenbanken opgezet. Ook in andere sectoren en andere landen is dat prima geregeld. Neem bijvoorbeeld de tarwe. De Nederlandse boer gaat daar heel verstandig mee om. Die koopt eens in de paar jaar een paar zakken nieuw zaad. Er zijn een paar serieuze zaadfirma’s die die rassen in stand houden. Dat werkt prima zo! Zeggen dat farmer saved seed de wereld moet redden, is gewoon het miskennen van 100 jaar veredeling.”

Kritiek op westerse zaadbedrijven is vaak dat ze boeren te veel afhankelijk maken van de leveranciers. Voelt u zich aangesproken?

“Boeren en tuinders hebben zelf de keuze om voor commerciële zaden te kiezen en dat doen ze als ze zien dat ze er meer mee kunnen verdienen. Met demonstratievelden laten we het verschil zien tussen lokale en veredelde soorten. Ook voor een traditionele boer is de keuze dan snel duidelijk. Het is een vaak onderbelicht gegeven dat zaad maar zo’n 10% van de investering voor een boer vormt, terwijl het wel voor een verveelvoudiging van oogst en inkomen kan zorgen.”

Hoe kijkt u aan tegen nieuwe veredelingstechnieken op basis van genetische modificatie?

“Daar is veel discussie over. Ik vind ook niet dat een bedrijf als Monsanto hier een handige strategie in gekozen heeft. Maar dat neemt niet weg dat ggo mogelijkheden heeft. Via nieuwe veredelingstechnieken kun je insecten soms de baas blijven.”

Over nieuwe technieken zoals Crispr-Cas ben ik heel positief

“Neem de mais, die wordt wereldwijd – misschien uitgezonderd de snijmais in Europa – bedreigd door de legerworm (spodoptera). Heel Afrika zit er al onder. Een zelfde soort beestje zit ook in tropische uien en sjalotten. Over nieuwe technieken zoals Crispr-Cas ben ik heel positief. Wij werken er ook aan, samen met een lokale universiteit in een van onze landen.”

U heeft weleens gezegd dat het boeren verandert van een manier van leven in ondernemerschap. Die ontwikkeling hebben we hier ook gehad. Maar kunnen al die 500 miljoen boeren en tuinders in ontwikkelingslanden, waarvan u er nu dus 20 miljoen bereikt, wel ondernemer worden?

“Nee. Er moet een uitstroom komen. Dat is hier ook gebeurd. De tuinbouw heeft als voordeel dat er veel mensen opgevangen kunnen worden. Maar ook daar zijn steeds minder mensen nodig. Kijk maar om je heen in West-Friesland. En ik hoorde dat er in Nederland nog maar 70 spruitkooltelers zijn. Onvoorstelbaar! Dat zie je in heel Europa trouwens. Hoe die uitstroom in die landen moet, weet ik ook niet. Hier en in China ging iedereen naar fabrieken, ik weet niet of dat overal kan. Dat zijn hele grootschalige problemen die bovendien overal anders zijn. Ik zie trouwens nog een ontwikkeling die me wat dat betreft wel wat zorgen geeft: de opkomst van industriële productie van diepvriesgroente. Grootschalige teelt, waar dan ook op de wereld waar dat het beste kan. Daardoor wordt kleinschalige tuinbouw nog meer belaagd.”

Wat is uw boodschap aan Nederlandse telers?

“Er zijn er die tropische groenten in de kas willen proberen. Maar dat zie ik nog niet gebeuren. Er is nog te weinig markt. Alleen de expat-markt stelt iets voor, in Londen bijvoorbeeld. Aziaten die daar werken en hun eigen groente willen eten. Maar die markt is nog te klein om de benodigde ontwikkeling van producten en teelten te kunnen bekostigen.”

EWS is dus geen concurrent voor Nederlandse zaadbedrijven?

“Nee, en dat wordt het denk ik ook niet.”

Jullie zijn sterk op verschillende continenten, vaak groter dan een bedrijf als Bayer. Doet dat u iets?

“Dat is lastig vergelijken, natuurlijk. De groentezadenmarkt is anders, en die grote bedrijven halen ook een groot deel van hun omzet uit chemie. Hier ben ik wel trots op: wij bedienen aanzienlijk meer hectares dan welk ander groentezaadbedrijf ook. Dat heeft alles te maken met een belangrijk kengetal waar te weinig aandacht voor is en dat een criterium is voor vooruitgang: de zaadwaarde per hectare. Hoeveel geld is een boer bereid te steken in zaad? Dat neemt toe als boeren capabeler worden. Dit draait ook om ondernemerschap. Hier is weinig onderzoek naar gedaan, maar ik weet dat de variatie enorm is, van 50 tot 500 dollar. En dan hebben we het over de vollegrondsteelt. Glas is een heel andere wereld met tomatenzaad van 50 cent per stuk. Wij verkopen ze voor 1 cent. Maar er staan wel veel meer tomaten buiten dan in Hollandse kassen.”

Volgt u de Nederlandse agrarische actualiteit, bijvoorbeeld over kringlooplandbouw? En heeft u een mening over dat onderwerp?

“Kringlooplandbouw? Nee, dat volg ik niet. Ik ben niet meer zo erg betrokken bij de Nederlandse situatie. Ik krijg nu zelfs vragen over hoe ik sta tegenover de klimaatverandering. Dan zeg ik: ‘Daar kan ik niks aan doen, dat ligt volkomen buiten ons aandachtsveld.’ Hooguit beïnvloedt het de veredelingsrichting. Bij hete pepers hebben we al rassen ontwikkeld die met minder vocht toekunnen. In de veredeling komt meer aandacht voor wortelsystemen van de plant. In het algemeen werken we aan zwaardere wortelsystemen. Er zijn nu al lokale verschillen waar je in de veredeling gebruik van kunt maken. Meer aandacht voor wat er onder de grond zit is heel belangrijk. Met de waterteelt in Nederland raakt die interesse een beetje weg. Maar die zal het deel van de wereld waar wij actief zijn nog niet bereiken.”

Straks 10 miljard mensen, misschien nog meer. Blijft het mogelijk genoeg voedsel te produceren? Bent u optimist of pessimist?

“Ik ben natuurlijk een ras-optimist, anders zat ik hier niet. Met zulke macrogetallen kun je niet zo veel. Als je de armen van het platteland meer kansen geeft op economische ontwikkeling – en daarin heeft de tuinbouw een primaire rol – dan hebben ze ook geld om eten te kopen. Er is steeds volop voedsel te koop. Vaak is het armoede die mensen niet in staat stelt om het juiste eten te kopen.”

Ik ben eigenlijk de profeet van de kleinschalige tuinbouwontwikkeling

“Ik geloof heilig in ontwikkeling van het plattelandsinkomen. En dan bemoei ik me maar niet zo erg met die grote landbouwgewassen. Ik ben eigenlijk de profeet van de kleinschalige tuinbouwontwikkeling.”

Share this

Afbeelding
Johan Oppewal

chef redactie ondernemen

Gerelateerde artikelen

Beheer
WP Admin