“We hebben wel wat neerslag gehad, maar die was niet zo extreem”, geeft Bart Bak van teeltbedrijf B-four Agro in Warmenhuizen aan.
“Het gooit het plantwerk soms in de war. Volgens planning moet dat tweeëneenhalve tot drie dagen per week gebeuren, en steeds met meer bladgewassen tegelijk: lollo rossa en lollo bionda, groene en rode eikenbladsla, Romaanse sla, Batavia-, boter- en friseesla. We planten alle planten op één perceel, dus vaak 8 soorten naast elkaar. De basisbemesting kan gelijk gehouden worden, als dan nodig is, kunnen we dan met bladbemesting per soort een aanpassing maken. In de praktijk ligt dat onderscheid tussen de rode en de groen bladgewassen.”
Groei tegen de klippen op
In lollo rossa – van het ras Antonie – startte de oogst dit jaar rond 10 mei. “Dat was één van de latere teelten, normaal kunnen we eind april al starten met snijden. Nu snijden we erg zware kroppen het groeit tegen de klippen op. Deze lollo rossa is voor de snijderij, het gaat in eps-fust weg.”
Insecten en schimmels
Bladluizen zijn niet zo’n probleem. “Je vindt wat dooie exemplaren, Cruiser doet zijn werk. We telen ook bleekselderij, in dat gewas is het risico groter, maar daarin is Cruiser verboden.” Het aparte weer – wind uit het noordoosten, warm en klam – vraagt extra alertheid richting schimmels. “Dit zijn omstandigheden die je normaal in augustus kunt aantreffen. We hebben enkele plantingen die ‘wat moeilijk’ staan, daar hebben we een preventieve behandeling opgezet.”
Eco-ploeg staat paraat
De voorjaarsteelten staan op zandgrond van bollenboeren, daar blijft het bij één teeltrondje. Waar een tweede planting volgt, wordt de grond bemonsterd om te zien wat er nog extra nodig is. “We beginnen met 150 kilo stikstof en 40 kilo fosfaat voor een eerste teelt, met sla kun je die hoeveelheden bij de volgende planting meestal halveren.” Voor de grondbewerking voor zo’n volgteelt wordt dit jaar voor het eerst een eco-ploeg gebruikt. Tot nu toe werd altijd gespit of een normale ploeg ingezet. “De werkdiepte is zo’n 20 centimeter. Dat is voldoende om de gewasresten onder te werken, zonder de nutriënten al te diep de grond in te sturen. We moeten er uiteraard nog ervaring mee opdoen, maar op het oog ziet het er goed uit.”