Vlak voor mijn geboorte zijn mijn Friese ouders ‘geëmigreerd’ naar een forensendorp in Noord-Holland.
Vooral mijn moeder vond de openheid en directheid verfrissend ten opzichte van de meer gesloten cultuur in Friesland.
Dertig jaar geleden stond ik met haar bij de bekendste keurslager van het dorp. Ondanks de lange rij maakte de slager graag tijd voor een praatje. Toen mijn moeder aan de beurt was vroeg hij haar het volgende: “Naar welke middelbare school gaan u kinderen mevrouw Feenstra?”
“Naar Huygenwaard”, antwoordde mijn moeder.
“In de slagerij hoor ik vaak slechte verhalen over die school. Het wordt ook wel ‘Tuigenwaard’ genoemd.”
“Mijn man en ik hebben hier bewust gekozen voor een openbare school, omdat wij het goed vinden als onze kinderen opgroeien met een dwarsdoorsnede van de samenleving. Daar werk je later immers ook mee. Bovendien zijn de Cito-scores al jaren hoger dan die andere middelbare school met de goede pers in het dorp. Het enige ‘nadeel’ ten opzichte van die andere school is dat er meer import en buitenlanders op zitten. Mijn kinderen doen overigens alle drie VWO.”
‘In Friesland had ik dit nooit gedurfd’
Je kon een speld horen vallen toen mijn moeder vervolgens afrekende. “In Friesland had ik dit nooit gedurfd”, zei mijn moeder toen we naar huis fietsten. Ik hier ook niet, dacht ik.
Ruim twintig jaar later solliciteerde ik bij de agrarische afdeling van een grote handelsbank in Amsterdam. “Waarom ben je bij ons gaan solliciteren en niet bij de veel grotere boerenleenbank?”
“Ik hou meer van aanvallen dan verdedigen”, was mijn korte antwoord. “Maar het belangrijkste vind ik dat agrarische ondernemers iets te kiezen hebben. Daar wil ik een bijdrage aan leveren”.
Dé tuinbouw bestaat niet
Een paar jaar later hadden we een discussie over bankrapporten. Het was me opgevallen dat in bankrapporten het woord ‘moeten’ ongelooflijk veel gebruikt wordt. Als je een ondernemer aanspreekt met dat woord, voelt hij direct weerstand opkomen. Ik ook trouwens. Van mij móét de tuinbouw helemaal niets. Bovendien bestaat dé tuinbouw helemaal niet. Het is een verzameling van individuele ondernemers, ingebed in een diversiteit van verschillende streekculturen.
Als je een ondernemer aanspreekt met het woord ‘moeten’, voelt hij direct weerstand opkomen
Tijdens mijn bankperiode ging ik graag op bezoek bij mijn bankcollega’s in Naaldwijk (Zuid-Holland). De open Westlandse mentaliteit sprak en spreekt me aan. Net als in Noord-Holland, maar dan nog wat scherper en directer. De eerste keer dat ik in Naaldwijk was ging ik met een ervaren bankcollega op bezoek bij een paprikakweker met twee vestigingen in Bleiswijk (Zuid-Holland).
Aan het einde maakte ik een ‘kapitale’ fout. “Dank voor de rondleiding op uw bedrijven in het Westland.” De tuinbouw móét helemaal niets, maar een tuinder uit de B-driehoek moet je niet voor een Westlander uitmaken.