Mensen vragen wel eens quasi bezorgd hoe dat moet in de toekomst. “4 zoons om je bedrijf over te nemen; hoe ga je dat doen?”
Onze 4 jongens zien daar geen probleem in. Onze oudste wordt namelijk olympisch kampioen, zegt hij. In judo of BMX‘en. Of misschien wel allebei. Gelijk heeft hij, als je toch in dat olympisch dorp zit kun je net zo goed een wedstrijdje extra mee pakken. Onze tweede zoon wordt kunstenaar. We wachten nog op een nieuwe kunststroming waarbij ducttape en wc-rollen booming worden. Onze jongste wil net als papa worden. En nee, niet om al die perenbomen. Hij wil met mama trouwen en heel de dag tractor rijden. Papa kan vervolgens wel in de schuur, dan kan hij nog in de perentuin werken. We hebben gezegd dat als hij op zijn achttiende nog met mama wil trouwen, we dat gaan doen.
Keuzes maken
Alleen onze derde zoon piekert zich suf. Hij kon niets met onze geruststelling dat hij dat nu niet hoeft te weten. “Ik moet toch weten wat ik nu moet leren?” Alsof hij al een keuze moet maken tussen buitenspelen of toch een extra rekenklasje.
Mama, mag ik later ook niets worden?
Ineens vroeg hij: “Mama, mag ik later ook niets worden?” Ik legde uit dat dat mocht, maar dat hij dan ook niets zal verdienen. “O”, zuchtte hij. “Dan word ik wel net als jij.” Dit was zo’n compliment dat als een belediging voelt. Zoals ‘je hebt een veel minder dikke kont in die broek.’ Blijkbaar zat mama’s werk in zijn beleving het dichtst bij niets doen. Gelijk heeft hij. Hij ziet zijn vader met vieze handen en een bezweet voorhoofd binnenkomen. Mama ziet er uit zoals ze ’s morgens vertrok. Die kan het dus niet druk gehad hebben.
Peren telen
“Wat moet je eigenlijk kunnen voor jouw werk?” De oudste zegt dat je voor mama’s werk alleen maar hoeft te kunnen praten. Dat kan dus iedereen wel. “Je moet vooral heel goed kunnen luisteren”, vul ik aan. “Als je daar vanaf vandaag extra mee gaat oefenen, moet het vast wel lukken met net als mama worden.” Hij luisterde eens goed en zei: “Ik ga toch maar peren telen.”