Gino en zijn twee passagiers rijden al dagen door de regen die zowel ’s nachts als overdag met bakken uit de hemel valt.
Het begon met een klein buitje een uur nadat ze vertrokken waren. Daarna werd de lucht egaal grijs en ging het stortregenen.
Het slechte weer bemoeilijkt het onderzoek naar een nieuwe geschikte plaats om te wonen en te werken. Ze hebben pas vier plekken kunnen bezoeken die op het eerste gezicht wel geschikt leken. Bij nadere inspectie bleken ze echter niet te voldoen aan de wensen van de apen.
Ze rijden op een bergweg en kijken speurend in het rond naar woon- en werkmogelijkheden. Dan roep Modella plotseling: “Kijk daar eens”, ze wijst met haar vinger recht vooruit naar een dal. “Elf bomen in het water. Het water staat bijna tot aan de onderste takken.” Gino en Opposa weten precies wat ze bedoelt: de elfbomenklim, de meest prestigieuze klimwedstrijd die de apen kennen.
Deze klim kan alleen worden gehouden als het zo hard en veel heeft geregend dat elf bomen die met elkaar een grote cirkel vormen tot aan de onderste takken in het water staan. Dat gebeurt maar zelden, de laatste twintig jaar is het twee keer voorgekomen.
Het drietal in de auto wordt bevangen door de elfbomenkoorts. Opposa zegt tegen Libo: “Rijd er naar toe dan gaan we klimmen. Ik heb nog nooit zo’n zin in klimmen gehad als nu!” Maar Libo wijst op de gevaren: “Het water moet echt hoger staan. Als we nu van de hoogste takken in het water duiken, is het te ondiep. Het risico is te groot dat je op een steen of boomstronk terechtkomt. Ik denk dat het nog een week hard moet regenen voor het zover is.”
De moraal van deze aflevering: als mensen iets heel graag willen, is de kans groot dat ze terugvallen in kinderlijk gedrag. Ze zien geen gevaar meer.