Er is geen oorzakelijk verband aangetoond tussen het gebruik van de insectenbestrijder imidacloprid en de dalende trend in insectenetende vogelpopulaties.
Daarom kan staatssecretaris Sharon Dijksma niet besluiten tot een verbod op middelen op basis van imidacloprid. Dat schrijft Dijksma in een brief aan de Tweede Kamer, naar aanleiding van een onderzoek dat in het wetenschappelijk tijdschrift Nature is gepubliceerd. Hierin werd geschreven dat in gebieden met een hogere concentratie imidacloprid in het oppervlaktewater de populatie van insectenetende vogels afneemt.
De staatssecretaris is zeer bezorgd over de uitkomsten van het onderzoek. Aan de andere kant stelt ze dat het onderzoek is gebaseerd op gegevens van voor 2010. Sindsdien zijn de regels voor het gebruik van imidacloprid en andere neonicotinoiden aangescherpt.
Dijksma wil dat snel meetgegevens op tafel komen over de imidaclopridgehalten in oppervlaktewater. Dan moet duidelijk worden of de maatregelen er wel toe bijdragen om de vervuiling in oppervlaktewater te verminderen.
Begin dit jaar heeft het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB) de watertoelatingsnorm voor imidacloprid aangescherpt, waardoor de toelating van het middel is beperkt. Dat heeft vooral gevolgen voor de bedekte sierteelt en de teelt van tomaat en paprika, maar ook in de teelt van kleine groentegewassen zoals sla en andijvie. Imidacloprid maakt daar deel uit van een breder middelenpakket. Bij het wegvallen van deze insectenbestrijder neemt de kans op resistentieontwikkeling (voor andere middelen) toe.
Dijksma wil dat maatregelen omtrent het gebruik van de insectenbestrijder zoveel mogelijk op Europese schaal worden ingevoerd, om te zorgen dat ondernemers in Nederland en de rest van Europa met de zelfde regels te maken hebben.