Het CO2-sectorsysteem lijkt een beperkte rol te krijgen als fiscale lastenverzwaringen in glastuinbouw worden doorgezet.
Dat blijkt uit scenariostudies van bureau Kalavasta met Berenschot. De glastuinbouw heeft veel meer inzicht gekregen in effecten van klimaatbeleid na deze complexe toekomststudie. Daarmee is er nu een rekenmodel met vrijwel alle toekomstscenario’s van belastingplannen, gasprijzen en mogelijke CO2-heffingen, uitgedrukt in financiële effecten voor acht verschillende type glasbedrijven.
Volgens onderzoeker Sander Kempkes van bureau Kalavasta is de glastuinbouw in werkelijkheid nog complexer, maar benadert het model de werkelijkheid. Kempkes is één van de bouwers van dit model, bedoeld om effecten van fiscale maatregelen en CO2-heffingen door te rekenen. Beide zijn onderdeel van nieuw klimaatbeleid van de overheid. LNV gaf opdracht voor de studie.
Kempkes: “Het doel van de studie was om te kijken welk CO2-sectorsysteem het best ingezet kan worden om de doelen te halen. Al snel bleek dat de fiscale maatregen dusdanig waren dat een heffing beperkt hoeft te zijn. Het is wel goed om een heffingsyteem achter de hand te houden als bijvoorbeeld de gasprijs weer gaat dalen. Het idee is dat de CO2-doelen wel echt behaald gaan worden. Een sectorsysteem moet ervoor zorgen dat het gebeurt.”
Bij gasprijs € 0,30 geen CO2-heffing
In het rapport staat een grafiek die verbluffend simpel een relatie weergeeft tussen de gasprijs en de benodigde heffing voor CO2 om de CO2-doelen te halen in 2030. Het is een rechte lijn die aangeeft dat bij een gasprijs hoger dan € 0,30 geen heffing nodig is. Bij een gasprijs van € 0,20 per kuub is de heffing in dat geval € 15 per ton CO2-uitstoot.
Het ministerie koos na het lezen van het rapport voor een CO2-sectorsysteem met een vlakke heffing. Dit betekent dat glastuinbouwbedrijven voor al hun uitstoot belast worden en dus niet pas boven een bepaalde grens. Ook extensieve bedrijven dragen dus bij.
Daarmee is niet voor een ander model gekozen met heffing voor alleen intensieve bedrijven en handel in CO2-rechten. Voor extensieve bedrijven leverde dat model aantrekkelijke verdiensten op, omdat CO2-rechten verhandelbaar zijn. Een voorbeeld uit het rapport (over het systeem dat niet gekozen is door LNV): Stel een tuinder stoot 25 kilo CO2 per vierkante meter uit en de heffingsgrens is 40 kilo per vierkante meter. Hij zou dan rechten kunnen verkopen voor 15 kilo per vierkante meter.
Heffing als subsidie teruggeven
Nu gekozen is voor een vlakke heffing, is rechtenhandel buiten beeld. De keuze voor een vlakke heffing is dus positiever voor intensieve bedrijven. Hoe kijkt Kempkes daartegen aan? “Aan beide varianten zitten voor- en nadelen. Bij de vlakke heffing worden de heffingen omgezet in subsidies. Dat is bij een verhandelbaar CO2-rechtensysteem niet zo. Degenen die een zetje nodig hebben om te verduurzamen, kunnen subsidie ontvangen. Dat kan ook een extensief bedrijf zijn.”
Nu ligt er dus een rekenmodel om klimaatmaatregelen door te rekenen voor verschillende types bedrijven. Dat kan van pas komen bij het verder uitwerken van de fiscale plannen en bij het ontwerp van het CO2-sectorsysteem later dit jaar. De glastuinbouw staat in een rekenmodel op de laptop bij Kempkes.
Lees meer over het thema energie via GFactueel.nl/energie/