Ratten- en muizengif belandt onbedoeld in veel wilde vogels en zoogdieren. Dat geldt vooral voor knaagdiereters zoals steenmarter, steenuil, vos, bunzing, kerkuil en buizerd. Ook de havik en sperwer scoren hoog.
De onderzoekers bevelen aan om de toepassing van de ‘rodenticiden’ (lees: gif) verder te beperken. Dat blijkt uit een nieuw onderzoeksrapport van CLM Onderzoek en Advies en andere partijen in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
Gif wordt versleept
Het gebruik van gif was al beperkt door het alleen giftig lokaas in lokdozen te plaatsen. Met behulp van cameravallen blijkt uit deze studie echter dat ook andere dieren bij de lokdozen komen, zoals spitsmuizen en verschillende zangvogels. Ook bleek dat muizen en ratten het gif uit de lokdozen naar buiten slepen, waardoor het gif makkelijk bij andere soorten en vogels belandt. Deze route is nog niet eerder in beeld gebracht en kan ongewenste blootstelling aan gif veroorzaken.
Rodenticiden en besmetting
In totaal zijn in 160 onderzochte levermonsters tien verschillende rodenticiden aangetroffen. De hoogste concentraties zijn gevonden bij knaagdiereters, zoals vos, steenmarter, bunzing en wezel. Ook de kerkuil, steenuil en torenvalk scoorden hoog.
De besmetting vindt volgens de onderzoekers plaats via drie routes. Dat kan direct via het eten van lokaas door niet-doelsoorten (bosmuis, naaktslakken), via het eten van doelsoorten die rodenticiden bevatten en tot slot via doorvergiftiging door het eten van niet-doelsoorten. Gevallen van de laatstgenoemde route zijn aangetroffen bij sperwers, egels en dassen.
Werkwijze Integraal Plaagdier Management
Sinds 2017 werken gecertificeerde ongediertebestrijders via het Integraal Plaagdier Management (IPM). Preventie staat daarin voorop. Eerst wordt gekeken hoe de plaag zonder gebruik van gif onder controle is te krijgen, bijvoorbeeld met klemmen en vallen. Toch is – volgens de onderzoekers – sinds de toepassing van IPM de doorvergiftiging nog niet verder afgenomen.
CLM heeft het onderzoek in samenwerking met Bureau Waardenburg, Kennis- en Adviescentrum Dierplagen (KAD) en het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) uitgevoerd.