Zodat veehouders meer mest over land mogen uitrijden dan elders in de EU, moeten ook telers bufferstroken aanhouden langs sloten. Hoe landt dat bij tuinders in de open grond?
De komende weken en maanden zullen boeren en tuinders in heel Nederland met dikke denkrimpels voor hun beeldscherm zitten. Ze zullen proberen om in de overheidsapp Mijn percelen voor hun percelen zo precies mogelijk aan te geven wat voor gewassen ze willen gaan telen, om te zien wat ze dan voor bufferstroken moeten gaan aanhouden tot aan de sloten aan de randen van die percelen.
Een strook van 5 meter of van 1
De app rekent dat – misschien nu al maar als het goed is voor 1 maart – automatisch uit, op basis van wat de teler aangeeft te telen en met welke subsidieprogramma’s hij meedoet (het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid al dan niet met de eco-regeling, het Agrarisch Natuur- en Landbouwbeleid?). En natuurlijk op basis van waar het perceel ligt (in een zand- of lössgebied, aan een ecologisch kwetsbare waterloop, aan een waterloop die valt onder de Kaderrichtlijn Water, smaller of breder dan 10 meter, of een droge sloot?). Daar kan dan een strook uitrollen van 5 meter of van maar 1 of zelfs een halve meter (met name als de door het programma berekende bufferstroken een oppervlak van meer dan 4% van het totale perceel in beslag nemen). Dat kan een strook zijn, waarop niet bemest en geen middelen gespoten mogen worden. Het kan ook een strook zijn waar sowieso niet het oogstbare hoofdgewas mag staan.
Alles over bufferstroken
‘Bent u het niet eens met de bufferstrook die u in Mijn percelen ziet?’, schrijft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland op rvo.nl. ‘Dan kunt u dat aangeven in de Gecombineerde opgave. U geeft dan ook een reden op. Wij beoordelen uw bufferstrook dan opnieuw. We weten nog niet hoelang het duurt voordat u onze beoordeling ziet. Wij vertrouwen erop dat u de bufferstrook zo gebruikt, zoals u denkt dat moet. De regels voor de breedte van de bufferstroken leest u op Alles over bufferstroken’.
Deze alinea geeft aardig weer hoe de Nederlandse invulling van Europese regels voor waterkwaliteit en mest met onzekerheden is omgeven. Mocht Den Haag nu wel of niet een overgangsjaar aanhouden om iedereen te laten wennen aan nieuwe Brusselse voorwaarden voor allerlei overlappend Europees beleid, subsidies, dwingende regels en nationale uitzonderingen?
Derogatie op het spel
Dat laatste, de uitzondering waarop Nederlandse veehouders een beroep kunnen doen om meer dan het Europees maximum aan dierlijke mest op hun land uit te rijden – kortweg derogatie – staat nu op het spel. Minister Adema meende dat de Brusselse voorwaarden om nog voor die derogatie in aanmerking te blijven komen nog onderwerp van onderhandeling waren. Maar Brussel floot hem terug. Niks overgangsjaar. Eurocommissaris voor milieu Sinkevicius stuurde Adema eind december een brief waarin hij in niet mis te verstane woorden aangaf dat de totale derogatie geschrapt zou worden, als de derogatiebeschikking en het 7e actieprogramma nitraatrichtlijn niet volledig uitgevoerd zouden worden.
De invoering van verplichte bufferstroken langs watervoerende sloten moet dus zo snel mogelijk gebeuren. Vanwege het democratische traject van een ministeriële regeling, kan dit echter niet voor 1 maart het geval zijn. Met de start van het uitrijseizoen voor drijfmest op 16 februari zijn er dus nog twee weken waarin telers nog wel mogen bemesten zonder zo’n bufferstrook van soms wel 5 meter langs de sloot te moeten aanhouden.
Er wordt nog wel gekeken of de start van het uitrijseizoen kan worden verlaat naar 16 maart met uitzondering van de vroege teelten. Welke teelten dat zijn, is officieel nog niet bekend. LTO publiceerde op basis van overleggen met het ministerie al wel een lijst met zo’n vijftig gewassen waarvoor vroege bemesting vanaf 16 februari dan alsnog toegestaan zal zijn en blijven (zie kader).
Motie van wantrouwen
De derogatiekwestie bracht Adema in de Tweede Kamer in zwaar weer. Hij ging door het stof, kreeg toch nog een motie van wantrouwen van de rechtse oppositie en de SP, maar overleefde die en hij is vast van mening dat de maatregelen die LNV en RVO nu op de boeren en tuinders los aan het laten zijn, voldoende zijn voor behoud van derogatie. Maar 100% zekerheid is er niet. Die geeft de Europese Commissie ook nooit vooraf.
Het terugdraaien van het beleid betekent concreet dat alle boeren – ook zij die niet meedoen met het GLB – vanaf 1 maart te maken krijgen met verplichte bemestingsvrije bufferstroken langs waterlopen. De teelt mag wel blijven staan en door niet-GLB’ers mogen gewassen ook bespoten worden.
GroenLinks vreest dat de bufferstroken zullen leiden tot het dempen van sloten door boeren. Adema begrijpt de zorg, maar benadrukt dat voor het graven of dempen van sloten een vergunning nodig is van het waterschap. Hij gaat de waterschappen hier nog extra op wijzen.
Regeling voor vanggewassen op zand en löss
Ook gaat de regeling voor vanggewassen op zand en löss dit jaar in. Voor vanggewassen die na 1 oktober worden ingezaaid, geldt een korting op de mestgebruiksnormen. Dit geldt niet bij winterteelten. Welke gewassen hieronder vallen, is nog steeds niet definitief vastgesteld. Op de vraag van de SGP om dit in te vullen zodat het aansluit bij de landbouwpraktijk, reageerde Adema dat hij zich nadrukkelijk ook moet houden aan de eisen van Brussel. Over de lijst met winterteelten was veel onrust. Lang niet alle gewassen die doorgaans na 1 oktober geoogst worden, stonden op de lijst. Adema verwacht de lijst komende maanden te publiceren.
Strengere normen 42% grond
Het aanwijzen van de met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) is ook iets versneld. De waterschappen Noord-Hollands Noorderkwartier, Delfland en Brabantse Delta zijn in hun geheel aangewezen als NV-gebieden, waardoor ook hier de lage derogatienormen gaan gelden. De gebieden zijn aangewezen omdat minimaal 50% van het water in deze gebieden slecht, ontoereikend of matig scoren als het gaat om nutriënten. Met de aanwijzing is in 2023 dan zo’n 42% van het Nederlands landbouwareaal aangewezen als verontreinigd gebied.
De Europese Commissie is ook kritisch over de pilot mineralenconcentraat uit dierlijke mest. De proef loopt volgens Brussel al zo lang (meer dan tien jaar), dat het niet echt een pilot meer is. Het ministerie weerlegt dit. De pilot is relatief klein (3 miljoen kilo stikstof) en draagt volgens Adema bij aan de ontwikkeling van kringlooplandbouw. Adema wil de proef daarom met twee jaar voortzetten.