Op de markt voor ‘volledig natuurlijke’ microbiële preparaten heersen wild-west toestanden, signaleert Theo Grent. Tijd voor beter toezicht op veilig gebruik, want zo hapert de gewenste vergroening van de gewasbescherming.
Vanwege een teruggetreden overheid en ontbrekende zelfregulatie van de industrie, hapert de dringend gewenste vergroening van de gewasbescherming en blijven met name risico’s rond de handel in niet-toegelaten microbiële preparaten in de landbouw- en voedingssector voortbestaan. De Nederlandse Staat dagen vanwege ontoereikend toezicht op de voedselveiligheid, zoals in het geval van met fipronil besmette eieren, vangt bot bij de rechter.
Wat zijn microbiële biostimulanten?
Volgens de EU-meststoffenverordering is een microbiële biostimulant een product op basis van stammen van micro-organismen dat de levensprocessen van planten, zoals droogte, wind, vorst, overmatige regen en verzilting, beïnvloedt. Als er in de informatie bij het product (etiket, brochures, advertenties, websites, etc.) gesproken wordt over het beschermen van planten is er echter sprake van een gewasbeschermingsmiddel. In de huidige wet- en regelgeving (Wgb’07, via het Ctgb) is de grens tussen een microbiële biostimulant en een gewasbeschermingsmiddel dus scherp en duidelijk getrokken.
Snel groeiende productgroep
Microbiële biostimulanten vormen een snelgroeiende productgroep op basis van micro-organismen, met vaak omvangrijke claims, zoals verbetering van de bodemvruchtbaarheid, bevordering van de plantengroei en verhoging van de plantweerbaarheid. Maar helaas schort het aan toezicht op een veilig gebruik en op mogelijk gevaarlijke nepproducten. De huidige wildwest in ‘volledig natuurlijke’ microbiële preparaten noopt daarom tot toezicht.
De etiketten van microbiële biostimulanten ontberen vaak risico-informatie, terwijl veelvuldig een kwaliteitscontrole bij de producten ontbreekt
Reactief handelen
Terwijl de handel in toegelaten chemische én biologische gewasbeschermingsmiddelen bol staat van de voorschriften en inspecties, werkt de overheid (de handhavingsdienst NVWA) bij ‘illegale’ groene middelen uitsluitend reactief. De etiketten van microbiële biostimulanten ontberen bovendien vaak risico-informatie, terwijl veelvuldig een kwaliteitscontrole bij de producten ontbreekt. Bij een autoriteit laten testen of het product daadwerkelijk werkt en of het schadelijk is voor het milieu hoeft ook niet, zodat het wachten is op een volgende affaire.
Ongenoegen bij fabrikanten
Er blijkt groot ongenoegen te heersen onder fabrikanten die gekweekte micro-organismen als gewasbeschermingsmiddel op de markt brengen over het feit dat deze producten makkelijker als biostimulant verkocht kunnen worden. Er worden volgens de belangenorganisaties Nefyto en Artemis veel niet gereguleerde microbiële preparaten aanbevolen die eigenlijk een claim als gewasbeschermingsmiddel moeten hebben. In plaats van over directe ziektebestrijding wordt er over wering/afweer gesproken. Tegenstanders spreken over het omzeilen van de gewasbeschermingswetgeving, zodat dossiervorming en toelatingskosten vermeden worden.
Voor- en nadelen toelating
Voor de aanvrager heeft een toelating voor- en nadelen. Aan de ene kant moet een microbieel preparaat met een gewasbeschermingsclaim voldoen aan strenge regels om toegelaten te worden. Aan de andere kant kan het preparaat dan als gewasbeschermingsmiddel op de markt worden gebracht waardoor het makkelijker en duurder verkocht kan worden. Een fundamenteel probleem is echter dat een EU-richtsnoer voor de risicobeoordeling van microbiële preparaten ontbreekt. Dit dient op Europees niveau (EFSA) ontwikkeld te worden.
Om een volgende affaire te kunnen voorkomen, pleit de industrie terecht voor een systeem van vroeg-signalering risico’s
Coördinator groene middelen
Het probleem is bovendien dat de huidige gewasbeschermingsmiddelenregelgeving zich niet leent voor producten die uit een combinatie van micro-organismen bestaan en die gezamenlijk een gewasbeschermingsfunctie hebben. Dit heeft tot gevolg dat geen enkel bedrijf een dergelijke complexe aanvraag indient en dat als er niets verandert de microbiële stimulanten via een andere weg op de markt komen, met alle gevolgen voor de veiligheid van mens, dier en milieu. Hoe uit deze impasse te komen?
Om een volgende affaire te kunnen voorkomen, pleit de industrie terecht voor een systeem van vroeg-signalering risico’s, in lijn met adviezen van de ‘Onderzoekraad voor Veiligheid’ (commissie Sorgdrager). Bijvoorbeeld door een ‘coördinator groene middelen’ aan te stellen, die potentieel veilige microbiële gewasbeschermingsmiddelen inventariseert en de aanbieders ervan mobiliseert. Door op deze manier het kaf van het koren te scheiden, kunnen aanbieders van groene middelen alles op eigen kracht ontwikkelen (van onderop) en hoeft er niets door instanties te worden aangezet (van bovenaf).
Theo Grent maakte recent een inventarisatie van groene gewasbeschermingsmiddelen die in Nederland, na opname in de biologische inputlijst, ingezet mogen worden in biologische teeltwijzen. Klik hier om het document te lezen.