De ontmanteling van de productschappen is in volle gang. Hoewel er formeel gesproken alleen nog maar de intentie is om de schappen op te heffen, zijn productschapsmedewerkers, ambtenaren en belangenbehartigers druk bezig productschapstaken te verdelen.
De wettelijke taken vinden onderdak bij de overheid. Dat is een hele klus en het is logisch dat minister Henk Kamp er haast mee maakt om begin volgend jaar klaar te zijn. Het zal echter klein bier blijken bij het vinden van onderdak voor de publieke taken van de schappen, waarvan Den Haag vindt dat de sectoren er zelf alternatieven voor moeten bedenken.
Dat vraagt een enorme organisatie. Het gaat om het opzetten van stichtingen die beheer en financiering organiseren van collectieve projecten, zoals aanpak van aardappelziekte Erwinia of promotie van Nederlands pootgoed in het buitenland.
Verder moet er iets in de plaats komen voor verordeningen voor aardappelmoeheid, diergezondheidsfonds en antibioticabeleid en ga zo maar door. Het gaat om een macht aan verordeningen, administraties en regelingen.
Dat het veel tijd en energie kost is nog tot daar aan toe. Moeilijker zal het straks blijken om de zaak zo in te richten dat de voor de hele sector belangrijke publieke taken net zo goed kunnen worden uitgevoerd als nu onder het regime van productschappen. Als alle boeren en bedrijven zich individueel moeten gaan aansluiten, zal niet iedereen meedoen. Het hemd is nader dan de rok. Daardoor worden systemen niet waterdicht en blijven er freeriders.
Daarom wordt nu gesproken over IBO’s per sector, interbrancheorganisaties, om maatregelen en heffingen verbindend voor iedereen te kunnen verklaren. Als het echter die kant opgaat, en wetend dat er nog geen wetsvoorstel is voor opheffing van de productschappen, is het misschien beter de schappen enkel te reorganiseren en af te zien van opheffing. Het kan nog. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.