Econoom Barbara Baarsma ziet kortere ketens en kringlooplandbouw in elkaars verlengde werken voor een beter inkomen voor telers. Maar alleen als die ketens transparant zijn. De overheid zou alle ketenspelers verplicht moeten stellen hun data te leveren voor een kringloopdashboard.
De coronacrisis bleek een aanwakkerende werking te hebben op de omzet van korte ketens. Econoom Barbara Baarsma werd een aantal jaren geleden al wakker geschud door een Braziliaanse boer aan de rand van een onafzienbaar groot sojaveld. Toen hij hoorde dat ze uit Amsterdam kwam, begon de Braziliaan spontaan de lof te zingen van de diversiteit van het Hollandse agrarische landschap. Zo werd de econoom met de scherpe blik zich bewust van haar blinde vlek voor wat zich in haar achtertuin afspeelde. Hoe eenvoudig én nuttig het juist in Nederland kan zijn om productie en consumptie van voedsel in kortere en transparantere ketens te organiseren.
U schrijft en spreekt over die korte keten, in landelijke dagbladen en dan wel vanuit het kantoor van Rabobank Amsterdam. Er wordt vanaf het platteland dan weleens wat wantrouwig gekeken.
“Het gaat over ons voedselsysteem dat de volle breedte van de welvaart van ons allemaal beïnvloedt. Kringlooplandbouw en de korte keten als aanvulling op de lange, op export gerichte ketens zijn mogelijkheden om ons voedselsysteem robuuster te maken. Ik spreek daarover als econoom, als bankier, als burger, vanuit het maatschappelijk middenveld waar ik actief ben, of als lid van de Taskforce Verdienvermogen Kringlooplandbouw, of bij de Taskforce Korte Keten of bij het Nederlands comité voor ondernemerschap, om onze instituties en het overheidsbeleid beter te maken.”
De maatschappelijke dialoog verloopt nu vooral met toeterende trekkers.
“Dat is vaker zo bij nieuw beleid en een grote transitie als kringlooplandbouw. Dan is er een kleine groep die heel hoorbaar is. Maar ik ben ervan overtuigd dat een heel groot deel van de agrarische sector wel degelijk bereid is om te kijken wat nodig is om die transitie te maken. Uit de gesprekken die ik zelf heb, merk ik dat er echt bereidwilligheid is om te veranderen. Maar ook dat er echt een hulpvraag is over het verdienmodel.”
Men vreest dat tegenover alle duurzaamheidsinspanningen er geen eerlijke prijs staat.
“In de economie spreken we van een volwaardige prijs als die de effecten op de maatschappelijke welvaart weerspiegelt. Mijn proefschrift ging over het internaliseren van externe effecten: alles wat wel waarde heeft, maar geen prijs op de markt, toch in geld uitdrukken. En juist bij een thema als verduurzaming gaat het vaak over dat soort externe effecten. Voor mij als econoom is het altijd een drijfveer geweest om de prijzen van producten een zo goed mogelijke weergave te laten zijn van milieu-effecten en andere welvaartseffecten.”
Artikel gaat verder onder de video
Getuige de onvrede bij veel boeren én een hoop consumenten lukt dat nu niet zo best.
“Toen ik door Carola Schouten werd gevraagd voor de Taskforce Verdienvermogen Kringlooplandbouw, werd voor mij in gesprekken met experts duidelijk dat de korte keten een mogelijkheid om de transitie naar kringlooplandbouw te ondersteunen én boeren en tuinders meer grip te laten krijgen op de prijsvorming van hun producten. Tegelijkertijd is het zo dat ik de tegenstelling van aan de ene kant de lange, op export gerichte keten en aan het andere eind de korte regionale keten, niet heel zinvol vind. Beide kunnen naast elkaar bestaan. Waar ik voor pleit is dat dat we van de 5% die nu via korte ketens gaat, 25% maken. Dat betekent nog altijd 75% uit de lange keten. Daarbij hebben we het overigens voor minstens de helft van onze export over niet al te grote afstanden, namelijk naar buurlanden als Duitsland, België, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Maar daarnaast zijn er dus ook wereldwijde ketens.
En dan kom ik terug op je vraag over die marges en de positie van de boer. In de lange, op de exportgerichte keten is de boer overgeleverd aan internationale prijsconcurrentie, aan een internationale markt waarop voornamelijk bulkproducten worden verhandeld en de boer prijsnemer is. Vaak zelfs zonder op het moment dat de producten het erf verlaten te weten wat die prijs zal zijn en wie zijn eindafnemer is. Hét kenmerk van een korte keten is nu juist dat de boer veel directer in relatie met zijn eindgebruikers staat.
In zo’n keten kan de boer veel duidelijker het product en de productiewijze voor het voetlicht brengen – inclusief de bijdrage aan bijvoorbeeld biodiversiteit en bijen – en vlinderstand, aan reductie van broeikasgassen of aan de afremming van bodemdaling van veenweidegronden. In een korte keten weet de boer wie zijn afnemers zijn en wat hun voorkeuren zijn en wat hij gaat krijgen voor zijn inspanningen. De korte keten zet de boer veel meer aan het roer. En op die manier kan zo’n keten ook zijn bedrijfsvoering sterker maken en tegelijkertijd ons hele voedselsysteem sterker maken.”
CV Barbara Baarsma
Barbara Baarsma (1969) is hoogleraar toegepaste economie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en sinds eind 2018 directievoorzitter van Rabobank Amsterdam. Ze is geboren in Leiden, getogen op Goeree-Overflakkee en sinds haar studie economie aan de UvA woont ze in Amsterdam. Daar was ze jarenlang directeur van SEO Economisch Onderzoek, tot ze in 2016 overstapte naar Rabobank. Ze was lid van de Taskforce Verdienvermogen Kringlooplandbouw en is lid van de Raad van Advies van de Taksforce Korte Ketens. Baarsma had jarenlang zitting in de Sociaal Economische Raad. Vooral door haar optredens in De Wereld Draait Door maar ook in andere talkshows, is Baarsma de laatste jaren uitgegroeid tot een bekend gezicht en autoriteit op het gebied van economie.
Nu hebben boeren en tuinders vooral het idee dat de retailer aan het roer staat. Die weet alles van de voorkeuren van de consument, maar geeft ie dat ook door aan de producent?
“Een ander kenmerk van een korte keten is dat er een beperkt aantal ketenspelers is met onderling een actieve samenwerking om die keten beter te laten werken; bijvoorbeeld door kringlooplandbouw mogelijk te maken, maar ook door sociale cohesie in die keten te krijgen. Dat er een dialoog is over wat het handelen van de een betekent voor de ander. En dat is denk ik van essentieel belang, als je voor zulke belangrijke transities als kringlooplandbouw of een energietransitie staat. Dat we dan begrip voor elkaar kweken en dat we niet boos of bokkig op het Malieveld tegenover elkaar staan.”
Een keten van een retailer met eigen telers en met eigen logistiek is dus ook een korte keten, in elk geval als het om het binnenlands product gaat?
“Niet als de boer prijsnemer is in die keten en de door de maatschappij gewenste verduurzaming niet een verdienmodel is, maar louter een kostenpost. Ik zie drie knelpunten voor verduurzaming in de landbouw. Ten eerste kunnen consumenten een duurzaam product op dit moment niet onderscheiden van een niet-duurzaam product. En alleen goed geïnformeerde consumenten kunnen met hun keuze meesturen richting kringlooplandbouw. Het gaat er dus ook om dat de keten het als zijn verantwoordelijkheid voelt om die consument goed te informeren. Dus niet alleen transparantie over prijs, maar ook over de productiewijze.
Ten tweede is er op dit moment in veel agrarische sectoren een overcapaciteit. De vraag houdt geen gelijke tred met de toename van de productie van in de meeste gevallen nog steeds een bulkproduct. En ten derde is er beperkte samenwerking tussen de producenten, ondanks het feit dat de Mededingingswet en de Europese landbouwregels meer toestaan.”
Artikel gaat verder onder de tweet
"Een enorme groep consumenten die voorheen nooit ‘#lokaal’ kocht, ontdekte de kortere voedselketen." Het volledig artikel te vinden op de website van @nrc. De tip van o.a. Barbara Baarsma, hoogleraar economie: eet ook na de lockdown lokaal!#duurzaamheidhttps://t.co/YpcPDRNygc pic.twitter.com/Evzuo1YzaN
— duurzaamheid.nl (@dzh_nl) June 18, 2020
Tot op heden zijn de voorbeelden van boeren en tuinders die teruggefloten worden talrijker.
“In het Europees landbouwrecht zijn mogelijkheden gecreëerd voor bijvoorbeeld de associatie van producentenorganisaties of de coöperatieve vereniging. Mits die bepaalde doelen dienen, zoals leveringszekerheid, productiviteit of stabiele prijzen, gaat dat recht op samenwerking boven het Europees mededingingsrecht. Vanuit de SER hebben we ook uitgebreid naar duurzaamheid gekeken, naar aanleiding van de Kip van Morgen. Dat was een samenwerking om tot meer duurzame productie te komen en dat kwam er niet door bij de ACM.
Wat is nou nodig om er wel door te komen? Het mededingingsrecht biedt daar haakjes voor die naar mijn mening nog onvoldoende zijn benut door het ministerie van Economische Zaken, door de ACM en door de landbouwsectoren. Er ligt nu ook een wetsvoorstel voor dat die ruimte explicieter maakt voor sectoren die in een grote duurzaamheidstransitie zitten – de land- en tuinbouw, maar ook bijvoorbeeld de energiesector – en waar samenwerking eigenlijk zeer gewenst is om die transitie mogelijk te maken.
Over dat wetsvoorstel ben ik overigens vrij kritisch, omdat er nog genoeg onbenutte ruimte zit in het landbouwbeleid en het mededingingsrecht. Bovendien heeft het wetsvoorstel als belangrijk nadeel dat het voorbij gaat aan de rol die de wetgever zelf heeft bij het borgen van duurzaamheidsbelang via wetgeving. Het kabinet en de Tweede Kamer moeten zélf het voortouw nemen, belangen wegen en regels stellen, in plaats die rol (deels) te delegeren aan private partijen.”
Wet- en regelgeving ten gunste van de boer! Zit er daar nog meer van in de pijpleiding?
“Een van de aanbevelingen van de Taskforce Verdienvermogen Kringlooplandbouw is: bouw een kringloopdashboard, waarin alle partijen in de voedselketen zichtbaar maken wat hun ecologische voetafdruk is. Het is aan de overheid om alle partijen te verplichten om data te leveren voor dat kringloopdashboard, ook de retail en buitenlandse partijen die in Nederland landbouw- en voedselproducten aanbieden of afnemen. Gegeven het feit dat je hier niet concurrentiebeperking maar een duurzaamheidsdoel nastreeft, kún je dat opleggen. Daarmee kunnen de boeren ook profiteren van de data die zij produceren.
Zo lang dat dashboard en de wettelijk plicht om data te delen er nog niet is, zou ik zeggen: doe ervaring op in de korte keten. Nu zijn die data in handen van de machtigste schakels in de lange ketens (met name de retail), terwijl boeren veel data produceren maar gratis weggeven aan andere ketenpartijen in plaats van er zelf wijzer van te worden. Korte ketens maken het beter mogelijk om de data voor alle ketenpartijen beschikbaar te houden en er samen van te leren. Dus start nou het experimenteren met die korte keten, want je gaat daar ervaren wat kennis van al die ketendata voor jou betekent, voor jouw verdienmodel, voor jouw innovatiekracht. ”
Wie bepaalt wanneer een ecologische voetafdruk goed genoeg is?
“Natuurlijk is in dit land geregeld dat partijen kunnen meepraten over wat mogelijk is, maar uiteindelijk stelt de overheid die norm vast. Zo’n dashboard, dat is het mooie, wordt ook een benchmark. Er zal een prikkel vanuit gaan om bij de 10% beste te behoren. En dan gaat die norm ook steeds een beetje bewegen richting wat nodig is om kringlooplandbouw voor elkaar te krijgen.
En alle gelden die er nu zijn, bijvoorbeeld de Europese subsidiegelden maar ook nationale potjes, kun je met dat dashboard sturen naar met name partijen die die beweging naar verduurzaming willen en kunnen maken. Wie niet bijdraagt aan die beweging krijgt minder of zelfs niks uit die potjes. En het dashboard kan ook weer gebruikt worden om de consument in staat te stellen om goed geïnformeerd te kiezen voor een duurzaam product.”
Tekst gaat verder onder de foto
Dat lijkt wel al op wat PlanetProof en andere duurzaamheidskeurmerken ook proberen te doen.
“Nu hebben allerlei verschillende partijen allemaal hun eigen systemen. Met een woud aan certificaten en keurmerken tot gevolg. Op zich mooi hoor, alles wat helpt om de consument beter te informeren, is goed. Maar het voordeel van het dashboard is dat het een compleet en eenduidig beeld geeft.
Naast de verplichte datalevering ten bate van kringloopdashboards zullen ook door de overheid ingevoerde regulerende milieu- en klimaatheffingen nodig zijn voor de transitie naar kringlooplandbouw. Het gaat om beprijzing van CO2 en andere broeikasgassen als methaan en lachgas, maar ook andere emissies die het milieu schaden zoals ammoniakuitstoot. Maar óók alle positieve. externe effecten, alle inspanningen die ten goede komen aan bodemkwaliteit of biodiversiteit, of landschapsbeheer.
Het zou mooi zijn als de consument bereid is daarvoor een meerprijs te betalen, maar in ieder geval heeft de overheid hiermee een beleidsinstrument om subsidies gericht in te zetten en de kringlooplandbouw echt áán te zetten. Alleen met beprijzing van zowel negatieve als positieve externe effecten is er een gelijk speelveld tussen duurzame en traditionele landbouwproducten. Ik zou dat heel erg mooi vinden en wil me daar ook graag voor inspannen.
Wel is van belang dat kringloopdashboard niet in te zetten als schandpaal, maar om een open lerende cultuur te krijgen. Dan denk ik dat Nederland daarmee in de kringlooptransitie wel eens internationaal een heel belangrijke rol kan gaan spelen. Zo is dat ook al eerder gegaan. Voor en vlak na de oorlog was Nederland een doorsnee agrarisch land. Toen is overheidsbeleid opgezet en zijn de boeren en tuinders daar als ondernemers op gaan reageren en is de huidige hoogproductieve landbouw ontstaan, met genoeg betaalbaar voedsel.
Maar die oplossing van gisteren, hoogproductief worden en veel exporteren, is het probleem van morgen. Alleen het feit dat we een waanzinnige prestatie hebben geleverd, de boeren, andere ketenpartijen maar ook de beleidsmakers, dat geeft mij vertrouwen dat we het weer kunnen doen. Soms wordt er dan weleens van gemaakt dat die korte keten een stap terug is naar de kleinschaligheid en romantiek van gisteren. Maar de korte keten biedt bij uitstek ook experimenteerruimte om hoogtechnologisch aan de slag te gaan met dingen als precisielandbouw, robotisering, automatisering, en van de data die daaruit voortkomen te leren.”
Barbara Baarsma: ‘Lokale voedselketens helpen Nederland vooruit’ https://t.co/cniEiephmS via @volkskrant
— Michel Riemersma (@michelriem) June 2, 2020
Wat is de rol van de Rabobank daarin?
“Wij zijn niet alleen maar financiers, wij leveren ook kennis en we leveren ook netwerk. Wij kunnen koplopers koppelen aan middengroepen die wel klaar zijn om die transitie te maken, maar graag willen leren van koplopers. Wij zijn niet voor niks een coöperatie en hechten heel erg aan dialoog, elkaar beter begrijpen en vanuit de samenwerking verder komen. Te zeggen: een bank gaat over geld, die moet zich niet met duurzaamheid bemoeien, dat is een te enge taakopvatting van een bank.
Rabobank kijkt in het agrarisch debat verder dan alleen het financieel kapitaal. We kijken ook naar het menselijk kapitaal, het lerend vermogen van de ondernemers met wie wij samenwerken om die transitie te kunnen maken, maar ook het sociaal kapitaal, het netwerk. Als bankier mag je me op de volle breedte op die verantwoordelijkheid aanspreken: niet alleen op de financiering, maar ook de effecten van die financiering en waar dat Nederland naartoe gaat brengen. Rabobank was ook onderdeel van de Mansholt-transitie. En nu omarmen wij kringlooplandbouw.”
In het debat rond de boerenprotesten is Rabobank vrij stil.
“Misschien komt Rabobank rond de protesten niet veel in de media. Maar zowel Rabo-collega’s Carin van Huët, Dirk Duijzer, Wiebe Draijer als ikzelf voeren gesprekken met betrokkenen. Soms wat minder zichtbaar, soms wat meer. Ik schrijf opiniestukken over korte ketens omdat ik hoop daarmee een gesprek over verduurzaming op gang te brengen. Ik ben nou eenmaal wat meer onderdeel van het publieke debat. Dat realiseer ik me terdege, dat zet ik graag in om die transitie naar een duurzamer voedselsysteem een zet naar de goeie kant te geven.”