Een natuurinclusieve akker- en tuinbouw die minder middelen gebruikt en een kleinere veestapel. Daar gaat het heen volgens Alex Datema, de nog verse directeur Food&Agri van Rabobank Nederland. De bank is gestart met nieuw financieringsbeleid. Wie geld wil lenen, moet nadenken over verduurzaming, is de boodschap waarmee hij nu door het land trekt.
“Bij Rabo is 80% van de boeren klant. Als er één plek is waar je invloed kunt hebben op de toekomst van de landbouw dan is het daar. Bij gesprekken bleek dat we op één lijn zitten. Dat was voor mij reden om ja te zeggen tegen de rol van directeur Food&Agri bij Rabobank Nederland.”
Zo licht Alex Datema toe waarom hij als melkveehouder en voorzitter van agrarisch natuurbeheerorganisatie BoerenNatuur de stap maakte naar Rabobank, afgelopen voorjaar. Na een periode van nadenken en voorbereiden gaat de nieuwe directeur Food&Agri Rabobank nu het land in met zijn verhaal. De bank neemt het voortouw in verduurzaming van de landbouwsector. Datema: “Er is veel gepraat, maar er is nog geen beleid, de overheid geeft geen richting. Daar heeft de sector last van. Dus heeft de bank zichzelf afgevraagd: kunnen wij wel iets doen? Welke kant moet het op, welke rol heeft Rabo en welke rol hebben anderen? Dat gesprek is nu deels afgrond.”
Afgelopen week had Datema maar liefst acht presentaties, verspreid over het land, waaronder woensdag op het nationaal Tuinbouwcongres van Greenports Nederland en vrijdag op de jaarvergadering van pachtersbond BLHB in Nijkerk.
Milieugebruiksruimte is het kernbegrip
Het is geen gemakkelijk verhaal waar hij mee komt, Datema smeert zijn publiek geen stroop om de mond. Het roer moet om, is zijn boodschap. Kernbegrip in zijn betoog is de milieugebruiksruimte. Datema: “De landbouw in zijn totaliteit overschrijdt de milieugebruiksruimte. De manier waarop we produceren, past niet binnen de milieugebruiksruimte die er in Nederland is. Het moet wel passend worden en dat is een pijnlijk proces. Maar het is wel waar de sector voor staat.”
Datema wil zijn analyse niet als verwijt brengen, hij wijst niet met een beschuldigende vinger. “We mogen als landbouw en als land trots zijn op de prestaties van afgelopen 50-60 jaar. Met elkaar hebben we precies gedaan wat de maatschappij vroeg. Meer voedsel, van betere kwaliteit en goedkoop. Dat hebben we gedaan. Daar hoeven we ons niet voor te schamen. Maar nu zitten we in een andere situatie. De manier waarop we dit hebben gedaan, past niet meer bij het Nederland van nu. Los van de milieugebruiksruimte is ook de fysieke ruimte kleiner geworden. Het moet dus anders.’
Nieuw financieringsbeleid Rabobank
Rabobank heeft € 3 miljard uitgetrokken voor verduurzaming. Op 1 oktober is voorzichtig begonnen met een nieuw financieringsbeleid. Duurzaamheid is hierin veel belangrijker geworden. Centrale begrippen zijn true costs en true values (werkelijke kosten en werkelijke waarde). Datema: “We zetten duurzaamheid en economie naast elkaar.”
De bank ziet vijf zogeheten transitiepaden voor agrarisch ondernemers die op hun huidige plek lastig vooruit kunnen: verplaatsen van ondernemingen (’duur maar soms nodig’), extensiveren (’ook duur’), omschakelen; innoveren of stoppen.
De locatie van het bedrijf wordt nog belangrijker dan die al was, aldus Datema. “Als een bedrijf met een plan bij ons komt ter financiering, dan kijken we naar drie hoofdpunten en locatie is nummer 1. Waar staat het bedrijf, en wat gebeurt er op die plek? Daarna komt de financiële positie van het bedrijf en de duurzaamheidsstappen die de ondernemer wil zetten. De bank gaat niet voorschrijven wat er moet gebeuren, benadrukt Datema, maar wel vragen stellen. “We zeggen niet ‘dat en dat moet je doen’, maar een bedrijf moet wel laten zien wat het gaat doen op duurzaamheidsgebied.”
Een financieringsaanvraag voor groei van 100 naar 130 koeien kunnen we eenvoudig beoordelen. Maar als iemand terug wil naar 80 koeien, slaan de meters in het rood
‘Er wordt veel afgelost, maar niet geïnvesteerd’
Om duurzaamheid te stimuleren, heeft de bank een paar instrumenten: rentekorting, spelen met aflossingsperiode (langer aflossen, of de eerste jaren niet) en meer risico voor de bank zonder dat dat leidt tot renteopslag. Datema noemt als voorbeeld 100% financiering, zonder eigen geld.
Er wordt nu veel afgelost maar niet geïnvesteerd, aldus Datema. “Dat is doodzonde. We moeten met elkaar in beweging komen.” Het wordt volgens hem een spannende exercitie. “Een financieringsaanvraag voor groei van 100 naar 130 koeien kunnen we eenvoudig beoordelen. Maar als iemand terug wil naar 80 koeien, slaan de meters in het rood. Dat zijn we niet gewend. Hoe kunnen we zulke keuzes beoordelen? Dat moet de bank ook leren.”
Goede punten uit het Landbouwakkoord
Datema noemt het een groot dilemma dat er allerlei veranderingen in de lucht hangen maar dat niemand weet hoe die er precies gaan uitzien. “Niemand heeft grip op de situatie, dus voor ondernemers is het enorm moeilijk om goeie keuzes te maken.” Waar het onder meer naartoe moet, volgens hem, is doelsturing. “Emissies per hectare, met vrijheid hoe dat te bereiken. Ik ben teleurgesteld dat het landbouwakkoord het niet gehaald heeft, want daar zat die doelsturing in. Als je durft sturen op doelen, ook als sector, en als je ook de consequenties aanvaardt, bijvoorbeeld dat je vergunning kleiner wordt als je je doel niet haalt, dan heeft dat grote voordelen.”
Datema noemt naast doelsturing nog drie volgens hem cruciale elementen uit het landbouwakkoord. Die zijn niet definitief van tafel, benadrukt hij, er worden nog steeds gesprekken over gevoerd: een nieuwe standaard voor duurzaamheid, meer geld voor ecosysteemdiensten, zoals agrarisch natuurbeheer, en sturen met grond in de gebiedsprocessen. Over dat laatste: “Dit is best een gevoelig onderwerp, maar sturen met grond kan een oplossing zijn. Dus grond opkopen en toebedelen aan boeren die toekomst verdienen.”
De landbouw is de enige sector die een positieve bijdrage kan leveren aan het klimaat, door CO2 vast te leggen
Landbouw levert bijdrage aan brede welvaart
Tegenover het probleem vanwege de milieugebruiksruimte staat iets positiefs: de landbouw levert een bijdrage aan de brede welvaart die nu niet in de economische cijfers zit, aldus Datema. “Landbouw levert veel meer goeds dan alleen voedsel. Denk aan een mooi landschap, biodiversiteit, waterkwaliteit en opvang van een teveel aan water. De landbouw is de enige sector die een positieve bijdrage kan leveren aan het klimaat, door CO2 vast te leggen. Al die dingen samen creëren een gezonde omgeving voor mensen. Dat heet tegenwoordig de brede welvaart.”
Welvaart zit hem niet alleen in financiële cijfers. Dat geldt ook voor de bijdrage aan brede welvaart door de landbouw. “Voor veel van die zaken wordt alleen niet betaald. Er is geen waardering voor en dat moet anders.”
Het begrip brede welvaart is het uitgangspunt in de nieuwe visie van Rabobank op de agrosector. Financieel rendement staat veel minder centraal dan voorheen. Datema: “De Rabobank gaat er vanuit dat ze in de toekomst fors minder zal verdienen in de landbouw. De bank wil nu winst inleveren om de lange termijn veilig te stellen.”
Werkelijke kosten en opbrengsten
Kernbegrippen zijn true cost en true value (werkelijke kosten en werkelijke waarde). Negatieve aspecten zitten nu niet in de prijzen, signaleert Datema. “Er wordt nu niet gerekend met de true cost. Niet alleen in de landbouw, maar ook elders in de economie. Tegelijk wordt nu ook niet gerekend met de true value, allerlei positieve waarden zitten niet in de prijzen. Die moet je ook meenemen. Als je een landbouw wilt die echt duurzaam produceert, dan moet je het hele systeem van waardering en betaling inrichten op een true value-manier, anders gaat het nooit werken. Als de basis blijft: zo goedkoop en zoveel mogelijk, dan komen we er nooit. Concreet vertaald: als je echt kiest voor true value dan is het nog maar de vraag of er nog wel vlees uit Zuid-Amerika hier naartoe kan komen.”
Betaling van de werkelijke waarde kan niet altijd via de productprijs, volgens Datema. De overheid heeft ook een rol. Wordt de afhankelijkheid van die overheid dan niet te groot? “Financiering door de overheid, bijvoorbeeld van agrarisch natuurbeheer, daar is niks mis mee. Er zijn wel meer sectoren afhankelijk van de overheid. Alleen hebben we een fout gemaakt. Als boeren diensten leveren en daarvoor betaald worden, wordt dat subsidie genoemd. Maar dat is het niet, het is een betaling voor een ecosysteemdienst.”
Met nieuwe technieken kan de hoeveelheid middelen in 10 jaar wel 70-80% lager
Wereldvoedselsituatie: ook nadenken over dieet
Maar hoe komt het met de voedselproductie? Met de wereldvoedselsituatie? Verplaats je het probleem niet als je de productie in Nederland vermindert? Andere landen pakken het op, vaak met slechtere milieuresultaten.
Datema: “We moeten natuurlijk veel voedsel blijven produceren. En dan op zo’n manier dat je het ook altijd kunt volhouden. Wat betreft wereldvoedselvoorziening: wij zijn maar één klein stipje op de wereldkaart. We zijn maar op twee markten relevant wat betreft volumes: pootaardappelen en groentezaden. De rest is op wereldschaal peanuts. Inderdaad is er in de toekomst steeds meer voedsel nodig in de wereld. Maar bedenk wel waar dat door komt. Maar een derde van de stijgende vraag komt door bevolkingsgroei. Twee derde komt doordat mensen meer verdienen en dus meer vlees gaan eten. Dus als je het hebt over de wereldvoedselsituatie moet je het ook hebben over de vraag of ons dieet wel zo verstandig is. Daarnaast kun je kijken waar de productie in de wereld nu laag is. Zorg dat die hoger wordt. We kunnen als Nederland de wereld niet voeden, maar misschien wel een systeem leveren voor andere landen om dat voedsel te produceren. Nadenken: hoe kunnen we meer produceren zonder meer neveneffecten. We kunnen niet zonder kunstmest en gewasbescherming, maar wel met zo weinig mogelijk.”
Lelieteelt in Drenthe
Datema verwijst naar de heftige discussie over lelieteelt in Drenthe. “Dat gaat straks ook over andere teelten zoals aardappelen. De consument wil dat de boer minder middelen gebruikt, maar hij wil ook patat blijven eten. Dus moeten we aardappelen blijven verbouwen, maar met minder middelen. De benodigde veranderingen zijn voor de akkerbouw overigens gemakkelijker dan voor de veehouderij. Met nieuwe technieken kan de hoeveelheid middelen in 10 jaar wel 70-80% lager. Zonder verbod.”