Later krijgen werkenden de sector beter in zicht, maar vooral jongeren hebben een slecht beeld van werken in de land- en tuinbouw. Door de sector meer in de kijker te spelen, moet het beeld veranderen.
Een slecht imago is de voornaamste drempel voor mensen om in de agrarische sector te komen werken. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Hoe kijken Nederlanders naar werken in de land- en tuinbouw’ van Colland Arbeidsmarkt in opdracht van LTO Noord, ZLTO, LLTB, Glastuinbouw Nederland en NFO.
De 1.268 deelnemers aan het onderzoek verwachten weinig loon, zwaar werk, lange dagen en weinig doorgroeimogelijkheden in de agrarische sector. Van de ondervraagden heeft 41% geen beeld bij de land- en tuinbouw en kennen ze geen mensen die in de sector werken. Meer dan de helft (51%) wil ook niet in de sector werken.
De respondenten die wel agrarisch werk overwegen, 28%, kennen de agrarische sector te weinig om een voorkeur te hebben voor een deelsector. De mogelijkheid om meer buiten te werken en in verbinding te staan met natuur en dieren spreekt ze aan. Daarnaast lijkt het werk ze maatschappelijk relevant en afwisselend. Deze respondenten zijn vaker hoger opgeleid, flexibel in het soort werk dat ze interesseert en qua leeftijd wat ouder, tussen de 35 en 54 jaar. Het aandeel mannen en vrouwen is gelijk.
Groene opleiding is niet populair
In vergelijking met het totale mbo daalt het aandeel studenten dat kiest voor een groene mbo-opleiding. De instroom vanuit mbo gaat daardoor niet gelijk op met de groei in mbo-vacatures in de landbouw. Het UWV legt hier ook een verband met het slechte imago van het werk en de onbekendheid.
Net als heel veel andere sectoren heeft de agrarische sector behoefte aan mbo- en hbo-opgeleide technici en ICT’ers. De relatieve onbekendheid van de agrarische sector is een nadeel in de strijd om dit soort technisch geschoold personeel.
Praktisch opgeleid
Het tekort aan werknemers wordt merkbaar op de werkvloer, volgens een rapportage van de UWV. Een derde van de vacatures in 2022, vooral in de glastuinbouw en de open teelten, betreft moeilijk vervulbare vacatures op mbo- of laagopgeleid niveau. Deze vacatures staan al drie maanden of langer open. In 2019 was nog een kwart van de vacatures moeilijk invulbaar. Daardoor ervoer 18% van de agrarische werkgevers in het eerste kwartaal van 2023 een tekort op de werkvloer, terwijl in 2017 dit tekort bij slechts 3% voelbaar was.
De meeste vacatures vragen een praktische opleiding of geen opleiding. Een mbo-2, -3 of -4 niveau is nodig bij 36% van de vacatures, terwijl 60% om maximaal vmbo of mbo-1 niveau vraagt. Slechts 5% betreft functies op hbo- of wo-niveau. Van de moeilijk in te vullen vacatures gaat het bij 33% om werk geschikt voor schoolverlaters met groene vingers.
Technici en specialisten nodig
De vraag naar technisch geschoold personeel neemt toe door de technische innovaties in de landbouw. De toename van smart farming in zowel de dierhouderij als de akkerbouw betekent meer onderhoud van sensoren en systemen, en verwerking van data. Dat creëert een behoefte aan mensen met technologische vaardigheden en ICT-kennis.
De schaalvergroting creëert nieuwe functies, zoals managers en leidinggevenden in het middenkader met mbo- en hbo-niveau. Andere nieuwe functies behoeven specialistische kennis op het gebied van marketing, sales, logistiek en teelt. Bijna de helft van de werkenden, zowel zelfstandigen als werknemers in loondienst, beoefenen in de agrarische sector een niet-agrarisch beroep.
Instroom vanuit WW
Verrassend genoeg stelde de UWV vast dat relatief veel werkzoekenden met ervaring in technische, logistieke en transportberoepen hun weg vinden naar agrarisch werk. Denk aan productiemedewerkers, oppermannen uit de bouw of bestelwagenchauffeurs. De vaardigheden die ze nodig hebben in de agrarische sector komen overeen met hun vorige werk, alleen het takenpakket verschilt.
Nederlanders lijken de agrarische sector pas in beeld te krijgen op latere leeftijd, nadat ze meer ervaring hebben opgedaan en werk moeten gaan zoeken. Dan lijkt de overstap makkelijker, omdat de opgedane vaardigheden al aansluiten bij de behoeften in de agrarische sector. Voor die tijd verkiezen veel jonge mensen een studie of werk in bekendere sectoren.
Vervolg met website
Het onderzoek ‘Hoe kijken Nederlanders naar werk in de land- en tuinbouw’ krijgt een vervolg in de vorm van een website waarop werken in de sector beter in beeld komt. Middels filmpjes, verhalen en beeld willen ze het werken in de sector tonen. Ook werkgevers krijgen de tools en opleidingen om het werk aantrekkelijk te maken voor werkzoekenden van buiten de sector.