Hoe weeg je welke sector wel arbeidsmigranten naar Nederland mag halen en welke sector niet? Overleeft de tuinbouw een maatschappelijk of politiek debat over de waarde van het werk dat daar verricht wordt? Arbeidsprofessor Paul de Beer is hoofdauteur van een recent verschenen adviesrapport hierover.
In 2023 zette de Commissie Van Zwol de toon. Kijkend naar de ontwikkeling van de omvang van de bevolking in Nederland tot 2050, zou een scenario van gematigde groei onder meer een beperking van het aantal arbeidsmigranten betekenen. Tal van topeconomen en politici mengden zich sindsdien in dat debat. De Adviesraad Migratie kijkt nu in het rapport Afgewogen arbeidsmigratie. Gericht arbeidsmigratiebeleid voor brede welvaart hoe zich zo’n inperking verhoudt tot brede welvaart. De voornaamste conclusie hieruit is dat er een aparte adviesraad zou moeten komen om serieus werk te maken van zo’n gewogen oordeel.
Midden- en Oost-Europa is misschien al over tien jaar geen serieus arbeidspotentieel meer
Hoogleraar arbeidsverhoudingen Paul de Beer beaamt dat tuinders zich al zorgen moeten maken over de opdrogende vijver waaruit zij hun buitenlandse werknemers vissen. “Om de simpele reden dat de bevolking in Midden- en Oost-Europese landen nog sterker vergrijst dan hier. En tegelijkertijd zie je dat de lonen daar sterk stijgen, waardoor de bereidheid van de mensen om naar het buitenland te gaan om te werken, zal afnemen. Het zou mij niet verbazen als dat over tien jaar al geen serieus arbeidspotentieel meer is.”
“Op dit moment kun je alleen mensen van buiten de EU aantrekken voor werk als ze ofwel minimaal een bepaald loon verdienen – dan vallen ze onder de Kennismigrantenregeling – of als het gaat om heel specifieke groepen, volgens criteria die in de Wet arbeid vreemdelingen staan geformuleerd. Maar als het gaat om vakkrachten, met een middelbare technische opleiding, die niet aan het salariscriterium voldoen, dan is het in de praktijk eigenlijk niet mogelijk die mensen naar Nederland te halen. Met het voorstel van een puntensysteem willen wij dat wel mogelijk maken, maar dan wel op voorwaarden die je toetst op de bredere maatschappelijke en ecologische effecten van het werk dat ze komen doen en de maatschappelijke kosten en baten van de komst van die werkers.”
“We hebben heel duidelijk gezegd: dit is een voorbeeld van hoe het zou kunnen werken, maar ook dat wij als Adviesraad Migratie niet in staat zijn al die veronderstellingen nu in detail te toetsen. Het wegen van de verschillende indicatoren is uiteindelijk altijd een subjectieve kwestie, ook de voorbeeldweging die wij hebben gemaakt. Maar laten we ook duidelijk stellen: die Georgiër zou nu ook niet naar Nederland mogen komen om tomaten te plukken. Het loon in de tuinbouw is te laag om voor de Kennismigrantenregeling in aanmerking te komen.”
“Die nieuwe adviescommissie zou wél een gedetailleerd en onderbouwde afweging moeten kunnen maken van het maatschappelijk belang van bedrijven en sectoren. En als we dan met zijn allen tot de conclusie komen dat we het zo belangrijk vinden dat we ons eigen voedsel blijven produceren, kan dat voldoende tegenwicht bieden aan een wat mindere duurzaamheidsscore. En trouwens, die duurzaamheidsscores van het CBS, die wij hebben gebruikt, zijn nu erg globaal over hele sectoren. Maar die kun je ook verfijnen naar subsectoren.”
“Nee, loon is maar één criterium. Wel is het een belangrijke indicator van hoe productief iemand is en hoeveel iemand met zijn werk bijdraagt aan economie en welvaart. Het loon is in de economische theorie ongeveer gelijk, maar sowieso nooit hoger dan de arbeidsproductiviteit. Zou het wel hoger zijn, dan is het verlieslatend om zo iemand aan het werk te hebben. En als iemand zegt dat een arbeidskracht eigenlijk veel productiever is dan uit zijn loon blijkt, dan roept dat de vraag op waarom hij dan niet beter wordt betaald.”
Hoogte van het loon is de belangrijkste meetlat voor arbeidsproductiviteit
“Zeker. Dat geven we in ons rapport ook aan. Je kunt het ook hebben over de kwaliteit van het werk zelf. En ook over de kwaliteiten en waarden, die we toekennen aan het product dat gemaakt wordt. Dat die arbeidsproductiviteit nu zoveel aandacht krijgt, komt natuurlijk ook doordat de groei ervan de laatste tien jaar bijna tot nul is teruggevallen. En als er tegelijkertijd in Nederland zelf minder mensen beschikbaar zijn, dan betekent dat eigenlijk per definitie dat ook je welvaart stagneert.”
“Zo’n commissie kan er op zich snel komen, als het kabinet dat wil. Er zijn genoeg deskundigen op dit gebied in Nederland, zoals de voorzitter van de SER, Kim Putters, die ís universiteitshoogleraar brede welvaart. En maatschappelijke actoren die een rol in die commissie kunnen en willen spelen, zijn er ook genoeg. Maar dan zal het vervolgens wel een paar jaar duren voordat er een weging is. Al hebben we in ons rapport ook benadrukt dat het niet meteen helemaal perfect moet zijn. De kennismigrantenregeling is nu eigenlijk al een systeem in zijn allersimpelste vorm, met één criterium: de hoogte van het loon. Daar zou je om te beginnen een of twee criteria aan kunnen toevoegen.”
“In zekere zin wel, want enige vorm van systematische toetsing is er nog niet. Maar het zijn natuurlijk wel reacties op signalen die naar buiten komen, van bijvoorbeeld de Nederlandse Arbeidsinspectie, dat daar steeds de nodige misstanden voorkomen. Het lijkt me dus zaak voor die sectoren om goed naar zichzelf te kijken. En zich af te vragen: doen wij iets niet goed, waardoor wij steeds in het nieuws komen met slechte berichtgeving? Als dat terecht is, steek dan de hand in eigen boezem. En als het alleen maar beeldvorming is, dan kan het ook aan je eigen communicatie liggen dat je er als sector onvoldoende in slaagt om aan het publiek duidelijk te maken dat je een belangrijke bijdrage levert aan de welvaart.”
“Canada en Australië hebben al systemen. Duitsland is ook doende met een puntensysteem voor een vakkrachtenregeling. Wat wij daarvan in elk geval níét zouden willen overnemen, is een criterium als opleidingsniveau. Het werk dat iemand in Nederland komt doen, is veel makkelijker te beoordelen dan het opleidingsniveau dat de werker in het buitenland heeft gehaald. Ook leeftijd als criterium vinden we niet per se heel zinnig.”
We kunnen lering trekken uit het feit dat die Engelse commissie buiten de overheid is geplaatst
“Dat is in Groot-Brittannië nu wel de insteek van de Migration Advisory Committee. Die bepaalt voor welke beroepen er migranten mogen worden aangetrokken. In het verleden ging dat op basis van door de werkgevers aangemelde tekorten. Maar dat is toch een vrij subjectief criterium, want kan ook te maken hebben met aantrekkelijkheid van het werk an sich, of met de hoogte van het geboden loon. Dus daar zijn ze van afgestapt en nu proberen ze in bredere zin in kaart te brengen wat de bijdrage is van verschillende beroepen aan de welvaart.”
“We kunnen ook lering trekken uit het feit dat die Engelse commissie buiten de overheid is geplaatst. Die wordt dus niet heen en weer geslingerd op de golven van het politieke debat. Uiteindelijk moet de zittende regering de adviezen wel overnemen natuurlijk. In Nederland zien wij dus ook liefst zo’n onafhankelijke commissie voor ons. Het is daarbij wel van belang dat de regering en de politiek zich eerst een beeld vormen van wat voor economie en samenleving wij in de toekomst willen hebben. Het debat moet niet gaan over wel of geen arbeidsmigratie, dat is eerder een afgeleide van het brede maatschappelijk debat over wat voor samenleving wij willen zijn in 2040 of 2050. En wat voor beroepsbevolking we daar voor nodig hebben.”