Aardbeienteler Jan Goesten vaart zijn eigen koers. In veel opzichten. Zo kiest hij bewust voor een kleinschalig bedrijf en perkt hij de inzet van chemie zoveel mogelijk in. Daartoe probeert Goesten onder meer een zo weerbaar mogelijk gewas te creëren. Dat is niet eenvoudig.
Jan Goesten (61) uit Ammerzoden heeft er een hekel aan om ‘met de meute mee te lopen’, zoals hij dat zelf zegt. Dat blijkt ook wel uit zijn verhaal en de opzet van zijn aardbeienbedrijf. “Als jonge jongen had ik nog niet de ambitie om in de aardbeien te gaan, ondanks het feit dat mijn ouders ook aardbeien teelden”, vertelt Goesten. “Ik besloot een technische opleiding te gaan volgen en werkte daarna tien jaar in de industriële automatisering van fabrieksprocessen. Daar had ik het naar mijn zin.”
Het roer ging om toen hij zijn vrouw Coleta leerde kennen. Zij kwam ook uit de tuinbouwsector en samen besloten ze tóch te kiezen voor een toekomst in de aardbeien. “Waarom deze switch? Vooral omdat ik mooie herinneringen had aan mijn jeugd, aan het opgroeien op een familiebedrijf. Die kans wilde ik onze kinderen ook bieden.”
Eigen plantenopkweek
In 1998 startte de ondernemer zijn eigen bedrijf. Hij kon een kasje huren van zijn ouders, daarnaast verrees een nieuwe kas. Ook ging hij al vrij snel aan de slag met de aardbeienteelt op stellingen en met de eigen opkweek van trayplanten. “Mijn ouders kweekten ook hun eigen plantmateriaal op; ik volgde hun voorbeeld. Met deze aanpak kun je de kwaliteit van je planten namelijk beter in de hand houden, je houdt ze makkelijker ziektevrij”, zegt de teler. “We kopen de stekken in, waarna deze in juli in trays worden gestoken en op het trayveld worden geplaatst. In december gaan de planten dan de koeling in. Het jaar erna planten we ze fasegewijs uit op de stellingen en in de kas.”
De stellingteelt start in het voorjaar, waarna Goesten in de zomer kan oogsten. In de kas kiest hij voor een doorteelt. Er wordt in augustus geplant, waarna van oktober tot en met december voor het eerst kan worden geplukt. “Daarna gaan we koud, om de kas vanaf half februari weer op te stoken. Vanaf 10 april tot eind mei kunnen we dan weer oogsten.”
Mijn ouders teelden ook Elsanta’s en het is gewoon een mooi en goed te telen aardbeienras
De ondernemer werkt al sinds de start van zijn bedrijf met het ras Elsanta. “Ik heb nooit een ander ras overwogen. Mijn ouders teelden ook Elsanta’s en het is gewoon een mooi en goed te telen aardbeienras.”
De charme van een gezinsbedrijf
Het bedrijf van Goesten telt vandaag de dag 0,8 hectare glas, 0,4 hectare stellingteelt en een trayveld van 0,4 hectare. Deze omvang is nog ongeveer hetzelfde als toen hij in 1998 begon met zijn bedrijf. Opmerkelijk, gezien de schaalvergroting in de sector. “Daar heb ik nooit in meegewild”, zegt hij stellig. “Een groot bedrijf, dat zie ik niet zitten. Ik geniet van de charme van een gezinsbedrijf en wil zelf meewerken in de kas. Dat vind ik mooi – daardoor haal ik ook makkelijk de 15.000 stappen per dag. Daar kwam nog bij dat we op deze locatie niet verder kunnen groeien.”
Ook kon Goesten volgens eigen zeggen altijd een boterham verdienen met deze bedrijfsopzet. “Dat komt mede omdat we qua productie en kwaliteit goed mee kunnen met de grote bedrijven. Onder andere omdat we er qua teelt meer bovenop kunnen zitten. Waarom zou je dan groter worden? Die noodzaak zag en zie ik niet. En Coleta en ik kunnen de werkzaamheden nu samen af, met hulp van een viertal dames uit de buurt. Alleen in het voorjaar zetten we ook enkele Poolse arbeidskrachten in. Onze medewerkers werken al jarenlang bij ons, het is een hechte club. Dat werkt prettig en is ook nog eens heel gezellig.”
Gedwongen tot grootschaligheid
De teler vindt het uitermate jammer dat het aandeel kleinere bedrijven in de land- en tuinbouw slinkt. “Familiebedrijven zorgen voor binding in de dorpen op het platteland, zijn het cement van de samenleving. Het is enorm zonde dat deze bedrijven meer en meer verdwijnen. En het is me ook een doorn in het oog dat onder meer banken en overheden deze ondernemingen niet of nauwelijks faciliteren. Wanneer ik zou aankloppen bij de bank om bijvoorbeeld een hectare bij te bouwen, zouden ze me waarschijnlijk uitlachen. Een complicerende factor is ook dat het lastig is om kleinere percelen te vinden voor tuinbouwactiviteiten én dat deze gigantisch duur zijn. Zeker bij de stellingteelt staan de kosten dan niet in verhouding tot de opbrengsten. Je wordt als ondernemer bijna gedwongen om het grootschalig aan te pakken.”
Energieplaatje lastiger rond te rekenen
Ook het energieplaatje is lastiger rond te rekenen op kleinere bedrijven, geeft Goesten aan. Omdat een wkk niet rendabel is voor zijn bedrijfsomvang, verwarmt hij zijn kas met een gasketel. “We verstoken zo’n 100.000 kuub per jaar. Nu kunnen we dat nog rondrekenen, alhoewel we wel zo zuinig mogelijk omgaan met energie. Maar vanaf 2025 gaat de energiebelasting omhoog en word je als kleinverbruiker – en dus als kleine teler – het meest belast. In de eerste schijf, tot een verbruik van 170.000 euro, betaal je namelijk de meeste belasting. Dat is zuur. Ook voor SDE++-subsidie kom ik niet in aanmerking.”
De teler oriënteert zich wel op alternatieve mogelijkheden voor de warmtevoorziening. “Dan denk ik bijvoorbeeld aan een warmtepomp. Maar dan zit je al snel met een terugverdientijd van twaalf jaar, blijkt uit een recente rekentool van LTO! Tegen die tijd ben ik 73. Is zo’n investering dan wel interessant? Overigens ga ik voorlopig nog wel even door hoor. Ik vind het ‘spelletje’ van aardbeien telen nog veel te leuk.”
Natuurlijk telen
Het reduceren van de inzet van gewasbeschermingsmiddelen is een ander speerpunt van Goesten; hij wil zo natuurlijk mogelijk telen. “Ik ben ervan overtuigd dat Moeder Natuur betere oplossingen kan bieden dan de chemische middelen die beschikbaar zijn”, motiveert hij zijn aanpak.
Om die reden zet hij in de kas al jarenlang biologische bestrijders in tegen insectenplagen. Hierdoor weet hij plagen als spint, trips, luis en witte vlieg goed onder controle te houden. “Ik hoef nauwelijks nog insecticiden in te zetten. Het merendeel van de gewasbescherming die we nog nodig hebben, is bedoeld om meeldauw tegen te gaan. Dat is een groot probleem in de aardbeienteelt. Afgelopen jaar hadden we er enorm veel last van, mede door het vochtige weer. Dit zorgde ook voor flink minder productie.”
Biosloot heeft effect
Om de meeldauwschimmel onder de duim te krijgen, past Goesten in 2025 zijn teeltstrategie aan. Normaal gesproken plantte hij half maart en half april op de stellingen, komend jaar staat alleen in maart een planting gepland. “Hierdoor ontstaat in juli een gat in de productie, en staan er even geen planten op de stellingen. Zo hopen we de meeldauwdruk te verlagen.”
De teler werkt daarnaast al jarenlang aan een weerbaarder gewas, in de hoop onder meer de problemen met meeldauw te verminderen. Dat traject verliep tot nu toe met vallen en opstaan. “We hebben van alles geprobeerd, maar dat was niet altijd even succesvol”, zegt hij. “Want je kunt wel een weerbaarder gewas creëren, maar wilt natuurlijk ook niet te veel productie inleveren.”
Sinds de aanleg van de biosloot hebben we veel minder Phytophthora-problemen op ons trayveld
Goesten heeft wel het idee dat de biosloot, waarin hij zo’n acht jaar geleden investeerde, effect heeft. Via deze speciaal aangelegde sloot wordt het drainwater op een biologische manier gereinigd. “En omdat het water continu rondpompt, blijft hier voldoende zuurstof in zitten, wat het bioleven stimuleert. Dan gaat het bijvoorbeeld om gunstige schimmels en bacteriën, die ook voorkomen bij de wortels van de plant. Opvallend is dat we, sinds de aanleg van de biosloot, veel minder Phytophthora-problemen hebben op ons trayveld.”
De teler zoekt nu naar manieren om de positieve organismen meetbaar te maken, zodat hij hier beter op kan sturen en zijn plant op die manier weerbaarder kan maken. “Maar dit is niet eenvoudig; weerbaar telen is een zoektocht. Ik vind het echter wel leuk om hiermee bezig te zijn. Collega’s focussen op nieuwe rassen; ik haal hier energie uit. Maar zoals gezegd: eenvoudig is het niet.”